Klik op de hut voor bezichtiging
webcam in redactielokaal (werkt niet meer)
= verwijzing naar andere site
= hoorspel, reportage, geluidsact
= filmpjes
= bijlagen
De foto's zijn vergrootbaar tot de originele afmetingen.
|
|
Meneer Foppe op Bieslog
|
vrijdag 2 maart 2007 15:40 verstuur
Doet meneer Foppe wel dingen samen?
|
|
Meneer Foppe was er gistermiddag eens goed voor gaan zitten in de grote televisiestoel. De nieuwe regering zou zich op volle sterkte laten zien, tijdens het voorlezen van de regeringsverklaring door de minister-president. 'Daar moet je bijzijn,' dacht meneer Foppe, 'als goede burger moet je willen weten wat de regering met je van plan is.' Die opgewekte burgerzin van meneer Foppe zakte al gauw in, toen hij de minister-president een paar keer het woord 'samen' had horen zeggen. De regering ging met jan en alleman samen regeren, als het even mogelijk was zelfs samen met de oppositie. Maar ook samen met organisaties en instellingen in het land waar mensen samen bezig waren. Samen met iedereen gingen we samen een schitterende toekomst tegemoet, begreep meneer Foppe. Samen - het was niet meneer Foppes favoriete woord. Hij werd er onrustig van. 'Samen dingen doen' - zo'n uitdrukking maakte veel onaangename herinneringen los. Meneer Foppe had nooit gehouden van samen dingen doen. Hij zag wel eens reportages, of documentaires over het onderwijs. Als je kijkjes in de moderne klaslokalen kreeg, zag je altijd kinderen samen dingen doen, in kringen, of aan ronde tafels. En meneer Foppe dacht dankbaar terug aan zìjn schooltijd, toen hij nog een eigen tafeltje had, met een eigen laatje onder het tafelblad, waarin, achter zijn pen en inktlap, zijn eigen geheimen lagen: twee rode stenen, vier eikels en een eindje touw. Met andere leerlingen samen moest de kleine meneer Foppe geregeld gymnastiek doen. Daar had meneer Foppe misschien zijn afkeer aan samen dingen doen aan overgehouden. Die keer dat hij uit de ringen viel en ze hard lachten. Of de keer dat hij niet in het wandrek tot helemaal bovenin durfde klimmen. Of tijdens het samen zingen, toen die keer dat meneer Foppe het refrein van Piet Hein moest voorzingen en de regel 'zijn daden bennen klein' er heel raar piepend bij hem uitkwam en ze weer allemaal lachten. De tijden waren ingrijpend veranderd. Er ging een nieuwe wind waaien, begreep hij uit de regeringsverklaring. Er moesten op grote schaal samen dingen gedaan. Het was een schande als je niet samen je schouders zette onder de dingen die gedaan moesten worden. Net toen hij weer was ondergedompeld in de toch moeilijk te volgen ernstige woorden van de premier, werd er hard en dringend op zijn voordeur gebonkt. Meneer Foppe schrok hevig, deed een woeste greep naar de afstandbediening, drukte het geluid vijf streepjes zachter, maar het was al te laat. 'Meneer Foppe, wilt u opendoen?', riep een barse mannenstem. Trillend op zijn benen deed meneer Foppe de deur open. Op de galerij stond een man in een zwarte leren jas, die een plankje onder zijn arm geklemd hield, waarop een formulier was bevestigd. 'Zijn wij meneer Foppe, H. G.?', baste de man vanonder een grote donkere snor. 'Dat zijn wij', zei meneer Foppe gelaten. 'Mooi. Dan komen wij even binnen', zei de man, die langs meneer Foppe de kamer inliep, in het midden ging staan en onderzoekend rondkeek. 'Wij zijn van de nieuwe regering en wij komen eens kijken hoe het zit met de samenwerkingsverbanden van meneer Foppe H. G.' 'Ach, ja, natuurlijk', zei meneer Foppe, die zich afvroeg of hij de inspecteur een kopje koffie moest aanbieden. 'Eerste vraag: is meneer Foppe H. G. alleenstaand of samenwonend?' 'Alleenstaand,' antwoordde meneer Foppe, 'altijd geweest. Eh, nou ja, behalve vroeger, toen vader en moeder nog leefden.' 'Ja, hè hè, samenwonen met je vader en moeder - dat bedoel ik natuurlijk niet met samenwerkingsverbanden. Wat doet u nu zoal samen met anderen?' De inspecteur keek hem nu met een borende blik aan en hij hield zijn pen boven het formulierenplankje in de aanslag. 'Ja... eh... niet dat je zegt... zoveel eigenlijk', stotterde meneer Foppe. Koortsachtig dacht hij na. Hij was nergens lid van, hij sprak soms dagenlang niemand en dat beviel hem uitstekend, maar dat mocht je tegenwoordig niet hardop zeggen. 'Eh... ja, wacht even... als ik boodschappen ga doen, zijn er andere mensen, op straat en in de supermarkt, dus in die zin doe ik samen boodschappen.' 'Ik geloof mijn eigen oren niet, meneer Foppe H. G.', zei de inspecteur die zijn ogen had opengesperd en, dat voelde meneer Foppe, elk moment in grote boosheid kon ontbranden. 'U wilt toch niet zeggen dat u nooit samen dingen doet, is het wel? U beweert toch niet dat meneer Foppe hier maar een beetje in zijn eentje zit te zitten en de boel de boel laat en niets samendoet met anderen om ons mooie land nog mooier te maken?' Meneer Foppe zweeg en liet het hoofd hangen. 'Nu moet u eens goed luisteren, meneer Foppe - ik kom volgende week terug en dan is meneer Foppe H. G lid van minimaal twee maatschappelijke organisaties en dan doet meneer Foppe H. G. samen met anderen een paar hele goeie dingen. Ben ik duidelijk?' De inspecteur wachtte meneer Foppes antwoord niet af, beende naar de deur, die hij met een harde slag achter zich dichttrok. Meneer Foppe schrok er wakker van. Op de televisie had de minister-president zijn regeringsverklaring beëindigd. Het woord was aan een fractievoorzitter, begreep hij. De camera dwaalde langs de rijen ministers en staatssecretarissen in het zogenaamde regeringsvak. Meneer Foppe herstelde zich. 'Nou nou, de nieuwe regering geeft niet bepaald het goede voorbeeld', constateerde hij. Alle bewindslieden waren iets voor zichzelf aan het doen. Ze zaten weggedoken in papieren, ze lazen een krant, ze zaten ingespannen te schrijven, met elkaar te praten, op hun nagels of op hun mobieltjes te staren en te drukken. Van samen luisteren naar wat de kamerleden te vertellen hadden over de nieuwe plannen om samen dingen te gaan doen, was geen sprake. 'Misschien valt het allemaal wel mee,' bepeinsde meneer Foppe, 'en als ik voorlopig niet samen hoef te ballen, blijf ik maar liever nog even happy in mijn eentje.' Dat samen ballen sloeg op de beelden van het leven in verzorgingstehuizen die wel eens op de televisie langskwamen. Zag je bejaarden in een kring zitten en elkaar een bal toegooien. Een spookbeeld. Als meneer Foppe samen ballend zou eindigen, hoopte hij zo ernstig dement te zijn dat hij het nog leuk zou vinden ook.
|
|
|
vrijdag 19 januari 2007 16:10 verstuur
Gestrand!
|
|
Elke keer als de mevrouw in beeld komt, voelt meneer Foppe kramp in zijn buik. En bij elk Journaal zit ze er weer. Het is nu één uur 's middags en meneer Foppe heeft al drie keer een buikpijnaanval gehad. Het is een mevrouw van zijn leeftijd, ze zit op een veldbed in een enorme hal. Ze is zojuist wakker geworden en nu staat een cameraman van de televisie voor haar neus en een stem vraagt: 'U bent net wakker geworden?' De oude dame schrikt, herstelt zich en zegt: 'Ja, ik ben net wakker geworden.' 'En?', vraagt de stem achter de camera, 'ging het een beetje?' 'Ja hoor, prima,' zegt de dame, 'we hebben broodjes en koffie gehad, ik moest er één keer uit, maar daarna sliep ik weer.' Kijk, persoonlijk had meneer Foppe gisteren geen enkele last van de verschrikkelijke storm gehad. Hij besloot al heel vroeg in de ochtend voor de rest van de dag geen stap buiten de deur te wagen. Lekker: krikkrak, deur op slot. En er stonden geen hoge bomen of hijskranen voor de flat en de storm beukte recht op de zijkant van het gebouw en die muur had geen ramen. Geen centje pijn dus. Goed, hij had geen spullen voor warm eten in huis, maar er zat genoeg brood in de trommel. Om zes uur zou hij twee boterhammen roosteren - toch ook een vorm van warm eten. Nee, meneer Foppe heeft meer last van de tv-beelden van de storm. Hij verplaatst zich er te gemakkelijk in. Hij ziet een boom die op een auto is gevallen en hij vraagt zich af hoe het zou zijn om in een auto te zitten, waarop een boom valt. Je hoort gekraak en geruis en voor je hebt kunnen wegduiken, slaat de zware stam door het dak. Zou je die knal nog wel horen, voordat het helemaal zwart werd? Het beeld van een afgewaaid dak doet hem angstig naar zijn eigen plafond staren, alsof het elk moment kan openscheuren. In zijn stoel genageld blijft meneer Foppe zitten, terwijl de storm door zijn appartement giert en alle bulletjes van op het buffet - de klok van vader, de porseleinen beeldjes van moeder - de zwarte nacht in worden gezogen. Als de worsteling van een meisje met een paraplu langdurig in beeld komt, balt meneer Foppe zijn vuisten en probeert hij zijn eigen, hopeloos verkreukelde, denkbeeldige paraplu naar beneden te trekken. Maar de angstwekkendste beelden werden voor de avond bewaard: stations vol gestrande reizigers. De enige treinreis die meneer Foppe vroeger wel eens maakte, had Lunteren als eindbestemming. Hij ging er jaarlijks zijn enige familielid, neef Bertram opzoeken. Maar Bertram was zes jaar geleden overleden. Het hoefde niet meer, maar nu, na de beelden van gestrande reizigers, zou hij zeker nooit meer met de trein reizen. 'Voor de gestrande reizigers heeft het Rode Kruis noodopvang ingericht in een hal van het Jaarbeursgebouw', ving meneer Foppe op. Hij griezelde als hij zich de situatie indacht. Hij had een halfuur in de rij gestaan voor een bekertje koffie en twee broodjes en nu mocht hij een veldbed uitzoeken. Bedden? Het leken wel brancards op pootjes. Hij koos er één in de uiterste hoek van de hal, met een ruimte tussen hem en de dichtstbijslapende reiziger van minstens tweehonderd lege bedden. Maar het duurde niet lang of ook die bedden waren in gebruik genomen. Hoe deed je dat: gaan slapen temidden van vijftienhonderd vreemden! O, hij zou geen enkel kledingstuk uittrekken - zelfs zijn schoenen niet. Hij zou de door het Rode Kruis verstrekte deken over zijn hoofd trekken en zich de hele nacht slapende houden. Maar dan komt de oude mevrouw uit het Journaal hem weer voor de geest - een echt beeld, van een echte mevrouw - die zegt: 'Ik moest er één keer uit!' Ja, meneer Foppe moet er 's nachts ook altijd één keer uit. En nu zit hij met het nachtmerrieachtige beeld opgescheept van die immense halfdonkere zaal en ziet hij zichzelf in hoge nood van zijn veldbed opstaan en een zoektocht beginnen tussen de lange rijen zuchters en snurkers door. Hij gaat er nu maar even vanuit dat hij inderdaad een toilet vindt, maar als hij de zaal weer betreedt, kan hij nergens zijn veldbed terugvinden. Hij herkent zijn plekje ook niet aan de omliggende slapers - die heeft hij niet durven aankijken. Hij lag toch dáár, in de uiterste rechterhoek? Maar een late gestrande reiziger heeft waarschijnlijk gauw meneer Foppes lege brancard ingenomen - een dikke man die ronkt als een tweemotorig vliegtuig. Na een uur zoeken besluit meneer Foppe onder de deken op de stenen vloer te gaan liggen en de ochtend af te wachten. Vandaag - dit is de dag na de storm, zeggen de nieuwslezers - zal meneer Foppe de oude mevrouw op haar veldbed nog vier keer tegenkomen in de Journaals. Die hij alle vier móet zien, want misschien is er nog vervolgnieuws - een happy end. Heeft het Journaal de oude mevrouw ook na haar behouden thuiskomst gefilmd, waarbij ze verklaart dat het allemaal weer prima in orde is met haar en dat ze lekker vroeg naar bed zal gaan om de verloren slaap in te halen. Als die geruststellende beelden niet in het Laatste Nieuws te zien zijn, zal meneer Foppe - ook nu de wind is gaan liggen - weer een zware nacht tegemoet gaan.
|
|
|
zondag 24 december 2006 19:52 verstuur
Kransjes met witte dingetjes
|
|
Vanmorgen keek meneer Foppe naar een tv-kerkdienst. Daar kijkt hij wel vaker naar op zondagochtend, vooral als een groot koor de dienst opluistert. Hij vindt die langzaam gezongen slepende liederen prettig aan de oren. En omdat er vaak ondertitels op het scherm staan, zingt hij soms zachtjes mee. Je hoeft die melodieën helemaal niet te kennen, is zijn ervaring. Je glijdt met de zang en de woorden als vanzelf mee en van dat zachte zingen word je heerlijk rustig. Ook is het leuk naar alle hoofden van de zangers te kijken, dames en heren die hun uiterste best doen: terwijl ze met wijd opengesperde monden zingen, houden ze nauwlettend de dirigent in de gaten, die met overdreven mondstanden de tekst voormimet. Hem valt elke keer op dat de meeste heren van een kerkkoor een baardje en een leesbril dragen. En heel veel dames doen hem denken aan moeder als ze net naar de kapper was geweest, omdat ze met vader, bijvoorbeeld, zou uitgaan naar een avond van de personeelsvereniging. Het koor van vanochtend was anders. De zangers en zangeressen waren jonger en ze wiegden tijdens het zingen gezamenlijk heen en weer. Dat deden trouwens alle aanwezigen in de kerk, staande, zacht heen en weer wiegen, waarbij sommigen met gesloten ogen hun rechterarm omhoog gestoken hielden. Jammer. Van zo'n moderne dienst hield meneer Foppe niet zo. Hij dacht zich al gauw in dat hij in die kerk tussen de mensen zou staan en moest meewiegen en min of meer verplicht werd ook zijn arm omhoog te steken. Van dat idee werd meneer Foppe allesbehalve rustig. Omdat de achter het koor opgestelde enorme kerstboom voortdurend in beeld kwam, werd meneer Foppe toch nog overvallen door een kerstgevoel. Of liever: hij voelde hoe het hem aan kerstgevoel ontbrak. Al gedurende enkele jaren deed meneer Foppe er niet aan - Kerstmis moest je met meerdere mensen vieren, niet in je eentje. Alleen voor jezelf een boompje optuigen en eten aan een met rode linten versierde tafel, nee, dat moest hij maar niet doen, had hij besloten. Daar werd hij maar naar van. Dan ging hij aan vroeger denken, hoe gezellig het altijd was met vader en moeder, met de kaarsjes aan, rond de kaasfondue op Eerste Kerstdag. Chocoladekransjes! Ineens zag meneer Foppe 'de kransjestoren' voor zich die moeder 's ochtends op de ontbijttafel opstelde en die daar beide dagen bleef staan - een standaard met drie ronde plateaus, van groot naar klein, volgeladen met chocoladekransjes met witte dingetjes erop. 'Ze hebben een speciale naam, maar die ben ik vergeten', dacht meneer Foppe. Donkere kransjes met witte stipjes. Meneer Foppe zag ze duidelijk en proefde de bittere smaak van de pure chocolade en het zoet van de knapperige witte dingetjes. En omdat hij gelezen had dat deze zondag alle winkels open zouden zijn, besloot hij toch iets aan Kerstmis te gaan doen, door een zak kransjes met witte dingetjes erop te gaan halen. In het winkelcentrum was de zondagse drukte te vergelijken met de topdrukte op zaterdagmiddag. Kinderrijke families, gepakt en gezakt, vulden straten en winkels. De uitbundige verlichting, de schetterende kerstmuziek... even dacht meneer Foppe: 'Wat doe ik hier? Waarom ben ik in vredesnaam naar buiten gegaan?' Vragen die luider en urgenter in hem opkwamen toen hij middenin de stampvolle supermarkt was beland en op zoek ging naar de kerstversnaperingen. Hij moest zich een weg banen tussen de torenhoog geladen heen en weer schietende winkelwagentjes door. De enorme kast puilde uit. Koekjes, stollen, chocolade kerststalletjes, eetbare kerstmannen en rendieren, maar kransjes? Ja, hele grote, gemaakt van een gele, schuimachtige substantie. Waren de chocoladekransjes uitverkocht? Ernaar vragen durfde hij niet. Tegen een winkelbediende zeggen dat hij op zoek was naar kransjes 'met witte dingetjes' erop? Geen denken aan. 'Hoe kom ik hier in godsnaam uit?', dacht meneer Foppe al gauw. Moest hij zich bij een kassa langs de rij klanten en wagentjes wringen en tegen de juffrouw zeggen: 'Sorry, niets gekocht?' Om buiten door twee potige bewakers te worden gefouilleerd? Met een grote krans van schuim sloot hij zich achter een lange rij aan. Hij telde negen volle wagentjes. Dat ging zeker een halfuur duren. En nu maar hopen dat een strenge kassajuffrouw niet veel te luid zou zeggen: 'En wel voortaan uw boodschappen in een mandje doen, hè meneer?' Omdat hij er van de zenuwen iets te stevig in kneep, brak de krans, net voor hij aan de beurt was, in drie kruimelige stukken. Buiten begon het te donkeren.
|
|
|
woensdag 13 september 2006 15:08 verstuur
Meneer Foppe heeft een rollerprobleem
|
|
De onverwacht hete nazomerse dagen stellen meneer Foppe voor een probleem: zijn deodorant is op. Aan het begin van de zomer koopt hij één roller en door er zuinig mee om te gaan - eenmaal in de drie dagen even kort rollen - haalt hij er de herfst mee, waarna hij kan volstaan met water en zeep tijdens de ochtenddouche. Dezer dagen moest hij ongerold de hitte in voor de boodschappen en omdat hij te warm gekleed gaat, met colbert en overjas - hij begeeft zich nou eenmaal nooit van zijn leven in zijn blote overhemd in de openbaarheid - was hij bang dat de wachtenden bij de kassa hem zouden kunnen ruiken. Dus doet hij de drogisterij aan voor zijn tweede deodorantroller van 2006. Voor meneer Foppe hoort het gebruik van deodorant tot de categorie gênante aanstellerij. Al te lang dralen bij de planken met de tientallen merken is uitgesloten, want hij moet vermijden dat een juffrouw toeschiet met de vraag: 'Kan meneer het vinden?' Daarom pakt hij haastig altijd hetzelfde flesje met de ronde blauwe dop. Het kost maar liefst drie euro twintig - zeseneenhalve gulden, vertaalt meneer Foppe - en elke keer hoort hij zijn moeder zeggen: 'Dat is toch schandalig, voor een reukwatertje!'
Het moeilijke afrekenen volgt. Het flesje moet op de toonbank gezet en meneer Foppe let ingespannen op het gezicht van de verkoopster. Ziet hij haar denken: 'Ach gottegot, zo'n man wil nog lekker ruiken, wat zielig!' Nee, ze lacht niet. Ze rekent af en vraagt alleen 'of er iets om moet'. 'Ja, graag', zegt meneer Foppe die het zakje zo snel mogelijk wegstopt. Dan moet hij eerst naar huis om even te rollen, voordat hij doorkan naar de supermarkt.
|
|
|
woensdag 29 maart 2006 15:33 verstuur
Het niet-kopenprobleem
(via de audiolink onder de tekst leest de auteur het verhaal voor)
|
|
Sinds enkele dagen heeft meneer Foppe in huis last van een technisch mankementje. Als hij zijn koelkast opent, floept namelijk het binnenlichtje niet meer automatisch aan. Zeker, met zo'n miniem kaduukje valt te leven, maar het is toch onhandig als je, alvorens een boodschappenlijstje op te stellen, de balans wilt opmaken van het nog voorradige eetbaars. Bakjes en pakjes in het achterste gedeelte van de ijskast moet je uit het donker naar voren trekken teneinde de opschriften en houdbaarheidsdata te kunnen aflezen, waarbij je al gauw een vooraan staand pak melk omstoot. Meneer Foppe had al overwogen de zaklantaarn uit de gangkast - een noodvoorziening bij stroomuitval - op de ijskast te stationeren, maar dat stuitte hem tegen de borst. Al je zo de boel liet sloffen werd je huis al gauw een puinhoop. Nee, het gaf hem nou juist een rustgevend, prettig gevoel de boel binnenshuis uitstekend op orde te hebben. Nieuwe verlichting in de ijskast... Waar in de kast bevond zich dat lampje eigenlijk? Alsnog haalde meneer Foppe de zaklantaarn erbij en ja, daar naast de knop waarmee je de temperatuur regelde, was een plastic bakje op de wand gemonteerd, waarin zich een lampje deed vermoeden. Een bakje dat niet open viel te wrikken. Meneer Foppe liet de gedachte aan een gang naar een apparatenwinkel met de vraag naar een nieuw ijskastlampje meteen varen, zo zeker wist hij, dat de verkoper hem ten overstaan van alle klanten in de winkel in zijn gezicht zou uitlachen. Volkomen terecht, want wie vraagt er nu naar zoiets volstrekt belachelijks als een ijskastlampje. Was hij toch al niet toe aan een nieuwe ijskast, overwoog meneer Foppe. Die oude bak had immers zijn langste tijd gehad. De verf rond de deurhendel was hier en daar afgebladderd en in het groentenvak stond al maanden een verontrustend plasje water. Moeder liet vroeger de ijskast op gezette tijden ontdooien. Dat was een ingewikkelde procedure. De kleine meneer Foppe mocht niet in de keuken komen, de volledige inhoud van de ijskast stond urenlang op het aanrecht uitgestald, er werd gehoosd en gedweild - meneer Foppe had nooit iets van moeders opwinding begrepen en zich later nooit aan een ontdooiing durven wagen. Als hij de aanschaf van een nieuwe zomerse broek nog een jaartje zou uitstellen, kon hij zich best een nieuwe ijskast veroorloven. Meneer Foppe draalde voor de ingang van de apparatenwinkel alvorens naar binnen te stappen. Op alle tv-schermen in de etalage was hetzelfde geluidloze kookprogramma te zien 'Ik wil graag even rondkijken', prentte hij zich zachtjes in. Op de afdeling Witgoed stond een rij koelkasten opgesteld, beginnend bij piepkleine tafelmodelletjes en eindigend bij torenhoge glimmende bakbeesten. Meneer Foppe voelde de moed in zijn schoenen zinken. 'Kan meneer vinden wat meneer zoekt?', vroeg een jongeman met een gitzwart glimmend vet krullenkapsel, die blijkens het kaartje op zijn bruine bedrijfsoverhemd Anton heette. 'Ik wil graag even rondkijken', zei meneer Foppe vlot. Fijn dat hij die zin nog eens had gerepeteerd. Of had hij moeten zeggen: 'Ik wil graag even rondkijken, meneer Anton'? Maar de jongeman verblikte of verbloosde niet, zei: 'Zoals meneer wenst' en trok een mobiele telefoon uit zijn zak, waarna hij ingespannen op het schermpje ging staan turen. Meneer Foppe vond in het midden van de rij ijskasten enkele exemplaren die op de zijne leken, maar moest tot zijn schrik constateren dat die rond de driehonderd euro kosten. Oei! Zo'n hoog bedrag stond nu, aan het einde van de maand, zeker niet meer op zijn rekening. En: oei! Hoe redde hij zich uit deze netelige situatie? Want nu diende zich een van de grootste problemen van meneer Foppe's omgang met de middenstand aan. Het was meneer Foppe ten enen male onmogelijk een winkel te verlaten zonder iets te hebben gekocht. Nimmer zou hij een onbeschofte brutaliteit als: 'Bedankt, meneer Anton, ik zal er nog 's een nachtje over slapen' uit zijn mond krijgen. Meneer Anton stond nog steeds zijn mobieltje te bestuderen. Meneer Foppe zag kans aan het eind van de ijskastenrij ongezien achter de wasmachines langs in gebukte houding richting uitgang te sluipen. In de buurt van de kassa rechtte meneer Foppe zijn rug en zag tot zijn opluchting een ontsnappingsmogelijkheid. Naast de kassabalie was, zoals vandaag de dag in elke winkel, een rekje opgesteld met zakjes paaseieren. Meneer Foppe pakte lukraak een zakje gouden eitjes en sloot zich achter de rij wachtenden aan. Het duurde en duurde, want de klanten moesten grote dozen met ingewikkelde apparaten afrekenen, waarbij zij uitvoerig werden voorgelicht door - las meneer Foppe op de bruine overhemden - meneer Raymond, meneer Bertold en meneer Eddie. 'Is dit alles?', vroeg meneer Raymond verbaasd lacherig toen meneer Foppe eindelijk aan de beurt was. 'Eh... ja, excuses...', prevelde meneer Foppe, waarna hij de precies afgepaste, in zijn rechterhand geklemde één euro en negenennegentig cent op de toonbank legde. Thuis borg hij het zakje eitjes in de donkere ijskast. In de veilige beslotenheid van zijn appartement had meneer Foppe meteen zijn goede humeur teruggekregen. Ha! Het was nog lang geen Pasen, maar wat hem betreft mochten de Paaseitjes uitverkocht raken. Kwa eitjes zat hij nu al goed.
|
|
|
maandag 27 maart 2006 13:39 verstuur
De collectanten
|
|
Als er wordt aangebeld, blijft meneer Foppe's eerste spontane aandrift: de badkamer inschieten, in de douchebak gaan staan en het gordijn om zich heen dichttrekken. Wordt er 's avonds tussen zes en zeven gebeld, dan is het moeilijk uitvoering te geven aan die neiging tot verstoppen. Het geluid van de tv en het licht onder de deur door zouden meneer Foppe's aanwezigheid verraden. Bovendien weet meneer Foppe met tachtig procent zekerheid te voorspellen wie er op dat uur van de dag voor de deur staat: een collectant. Er bellen de laatste tijd veel collectanten aan - is dit het collecteseizoen? Toch is de paniek die meneer Foppe bevangt in dat geval niet minder dan na het aanbellen van een vreemdeling. Tot voor kort liet hij zich verrassen, stond hij ineens oog in oog met een hem niet geheel onbekende - waarschijnlijk een buurman of buurvrouw van de galerij - die hem een grote plastic bus voor de neus hield en prevelde: 'Goedenavond meneer Foppe, hebt u misschien een kleinigheidje over voor de Stuwazie...?' Of voor de Mierslichting. Of voor de Vartewaakmiekte. Of voor de Ankerbesnijding. Meneer Foppe is op slag zo in paniek dat hij geen jota verstaat van het collectedoel. 'Eh... momentje...', weet hij eruit te persen. Waarna hij de voordeur op een kiertje na dichtdoet en als een wildeman in de zakken van zijn overjas aan de kapstok naar kleingeld gaat zoeken. Tevergeefs, dus stort hij zich in de huiskamer op het buffet, trekt de laden zo woest open dat ze ondersteboven op de grond dreigen te kletteren, maar vindt dan godzijdank in de binnenzak van zijn andere colbert in de slaapkamer een briefje van tien, dat hij in looppas naar de voordeur brengt en opgerold in de bus laat glijden, waarna de collectant met een 'Namens de Wiewazo, hartelijk dank!' snel verder loopt. Meneer Foppe heeft een extra kopje koffie nodig om te herstellen van het bezoek van een collectant. Een licht tevreden gevoel blijft over. Zo! Hij heeft toch maar mooi zijn bijdrage geleverd aan wat voor goed doel dan ook. Vanmiddag heeft meneer Foppe een tot nog grotere tevredenheid stemmende maatregel genomen: op het tafeltje in het halletje naast de voordeur liggen, naast zijn wanten - die bijna weer naar hun zomerverblijf in de gangkast kunnen verhuizen - vijf bankbiljetten van tien euro klaar, die hij bij de bank uit de automaat is gaan trekken. 'Laat ze maar komen! Mij kunnen de collectanten niks meer maken', denkt meneer Foppe. 'Het is misschien veel, tien euro per bus, maar zo voorkom je geklets over 'die gierige meneer van nummer acht.'
|
|
|
zaterdag 18 maart 2006 17:26 verstuur
Moeilijk blootmoment
|
|
?s Avonds om elf uur, als meneer Foppe voorbereidingen treft voor het slapengaan, breekt er een moeilijk moment aan. Voordat hij zich gaat verkleden in de badkamer, haalt hij eerst zijn opgevouwen pyjama uit de la van de slaapkamerkast. Bij de bovenboel is er niets aan de hand. Zijn colbert en overhemd drapeert hij rond een knaapje, dat hij aan een haak op de deur hangt. Dan schiet hij meteen in zijn pyjamajasje, want het is ?s nachts nog zo koud, dat hij het zichzelf heeft toegestaan zijn onderhemd aan te houden. Vervolgens trekt hij zijn pantalon uit, die hij over de gesloten toiletpot drapeert.. Dan komt dat moeilijke moment: hij moet zijn onderbroek uittrekken. En voordat hij in zijn pyjamabroek stapt, staat hij dus gedurende enkele seconden van onderen bloot. En daar houdt meneer Foppe niet van. Mijn hemel! Waar je al problemen mee kan hebben. Wie zou meneer Foppe nou zo, in zijn meest kwetsbare positie, kunnen zien staan? Niemand. Ja, hijzelf. Maar als hij vliegensvlug uit zijn onderbroek en in zijn pyjamabroek stapt, is de kans toch uiterst gering dat hij met zijn eigen onderkant wordt geconfronteerd? Toch heeft meneer Foppe het zo moeilijk met het laten zakken van zijn onderbroek, dat hij die de laatste tijd ook maar gewoon aanhoudt, onder zijn pyjamabroek! Ja, het is raar en van huis uit heeft meneer Foppe het anders geleerd. Het is misschien zelfs vies te noemen, maar ach, het voordeel van alleenwonen is nou juist dat je zelf je eigen regels bepaalt. En als je het niet fijn vindt om ?s avonds even bloot te staan, nou, dan doe je dat toch gewoon niet? Zo beperkt meneer Foppe de ongemakkelijke blootmomenten tot de hoogst noodzakelijke: het aantrekken van een schone onderbroek - tweemaal in de week - en de grote zaterdagse wasbeurt onder de douche, waarbij hij zijn onderbroek moet verwisselen voor zijn zwembroek.
|
|
|
woensdag 9 november 2005 11:16 verstuur
Meneer Foppe gaat in de aanval
(nieuw kort verhaal, onder de tekst is een audiolink geplaatst)
|
|
Gistermorgen. Om halfacht had hij al tweemaal alle pagina's van de ochtendkrant zorgvuldig afgetuurd, maar nergens zag meneer Foppe het woord griep staan. Wat raar! Het was toch hooguit een week geleden dat de ene onrustbarende krantenkop na het andere alarmerende journaalbericht hem uren uit de slaap kon houden? Kwam er dan geen pandemonium aan? Of nee, hoe heette het vreselijke: een pan... een pandeminium? Een pandemenie? Een pandemie! Dat was het. Een niet te stuiten griepgolf zou over de wereld gaan en miljoenen slachtoffers eisen. Meneer Foppe had speciale maatregelen moeten nemen om het slechte nieuws uit huis te houden. Door de afstandsbediening van de tv te verstoppen op een moeilijk bereikbare plaats, ergens onder de winterdekens in de slaapkamerkast, dwong hij zich de gehele avond naar één zender te kijken, zo'n kanaal met uitsluitend dierenfilms. Weliswaar kon hij niet snel wegzappen als een lieve hinde besprongen dreigde te worden door een hongerige tijger, maar dan moest hij maar even een hand voor zijn ogen houden. Sinds een paar dagen waagde hij het weer te zappen - nergens kwam je nog beelden tegen van ondersteboven weggedragen, tegenspartelende, ten dode opgeschreven kippen of ganzen. Was de vogelgriep bedwongen? Waarom had de krant dat bericht niet groot op de voorpagina gezet? Hij zocht nog even in de krant op wat premier Balkenende gisteren op een bijeenkomst had gezegd: 'Is goed nieuws, geen nieuws? Dan zeg ik: pas op voor dat cynisme!' De minister-president had een pleidooi gehouden voor feel-good-journalistiek, het nadrukkelijk belichten van positieve ontwikkelingen. Hoewel meneer Foppe de vakterm 'veel-goot-journalistiek' niet kon thuisbrengen, was hij het geheel eens met het pleidooi voor goed nieuws. Is goed nieuws geen nieuws? 'Ja, maar,' en meneer Foppe stond zelf verbaasd van zijn spitse redeneertrant, 'geldt dan ook het omgekeerde? Is geen nieuws goed nieuws? Of is geen nieuws misschien alleen maar slecht nieuws?' Hadden de journalisten met elkaar afgesproken dat ze niets meer over de griep zouden berichten, omdat de pandemie niet meer was tegen te houden. Vielen er al duizenden slachtoffers in de ons omringende landen, maar werd die onheilstijding uit het nieuws gehouden om paniek te voorkomen? Meneer Foppe stond op uit de grote leesstoel bij het raam, liep naar het dressoir, pakte de oproepkaart, die daar al veertien dagen rechtop tegen de koperen kandelaar klaarstond en bestudeerde hem voor de zoveelste maal. Ja, het stond er echt: vandaag was het Grote Prikdag bij zijn huisarts, dokter Beekman. Alle 65-plussers uit de praktijk konden de gehele dag, tussen negen en half zes, hun griepprik komen halen. Vorig jaar had meneer Foppe ook zo'n oproep ontvangen, maar hij was niet gegaan. Net als nu hield een eng beeld in zijn hoofd hem tegen - het beeld van een lange rij voor de dokter opgestelde mannen, met oude, ontblote, witte bovenlijven. En zijn lijf was onbetwist het witst en het oudst. Hoe zat het ook alweer? Deze griepprik was geen vogelgriepprik. Maar als je griep kreeg en daaroverheen nog eens de vogelgriep, kon je maar beter meteen je begrafenisondernemer bellen. 'M'n begrafenis! Heb ik ook nog niet geregeld!', schokte het door meneer Foppe heen. 'Ho! Ho! Rustig blijven nu,' sprak hij zichzelf vermanend toe, 'niet alle erge dingen op elkaar stapelen. Een voor een behandelen!' Toch maar doen dus, die griepprik? Meneer Foppe besloot eerst maar eens te gaan douchen en schoon ondergoed aan te trekken. Als'ie bij dokter Beekman de boel moest uittrekken, was het in ieder geval schone boel. En misschien kon hij op de terugweg even bij de Blokker langslopen om een extra grote emmer te kopen. Dat had hij zich namelijk vannacht voorgenomen, na uren gepieker over dat andere slechte nieuws, dat het griepnieuws compleet had verdrongen: de vernielingen en de branden in de voorsteden. Eerst beperkt gebleven tot de Franse voorsteden, was het vuur al overgeslagen naar voorsteden in Duitsland en België. 'Het kan ook bij ons gebeuren', had meneer Foppe in de krant gelezen. Geen nieuws is slecht nieuws. Er was in Nederland nog geen auto in vlammen opgegaan, maar de kranten maakten van het niet-gebeurde nu al slecht nieuws. Vannacht was hij er om halfdrie uitgegaan en had hij de emmer en de afwasteil uit het gootsteenkastje gepakt en tot de rand met water gevuld. Voorzichtig had hij de zware, wiebelende bakken tot bij de voordeur getild - stel je de ramp voor als er een omviel en de benedenbuurman kreeg een lekkage van bluswater, terwijl er geen brand was. Daar zou geen verzekeringsmaatschappij in meegaan.
Zo, dat was tenminste iets. Als ze zouden proberen de voordeur aan te steken, kon hij een bluspoging wagen. Gek idee. Zou hij het durven? Gewoon - Platschhh! - een volle emmer water tegen de deur aangooien. Hoe we de boel opruimen, zien we dan wel weer. Maar hij gaf zich weinig kans. Voordat hij de lege emmer en het teiltje opnieuw met water zou hebben gevuld, zouden de twee jassen aan de kapstok in het halletje en de overgordijnen van de zitkamer allang vlam hebben gevat. Daarom nam hij zich voor er nog een grote emmer bij te zetten. Twee, drie emmers misschien wel, maar die moest hij een voor een gaan kopen - met drie emmers tegelijk over straat lopen, was bijna net zo moeilijk als met ontbloot bovenlijf voor de dokter verschijnen. Bij een kopje koffie in de grote stoel probeerde meneer Foppe alles op een rij te zetten, de twee angsten naast elkaar: de angst voor de vogelgriep en de angst voor brandstichting. Echt bedreigend leken ze op dit moment niet; het waren angsten voor 'dingen die bij ons zouden kunnen gebeuren', maar meneer Foppe was er na zeven slapeloze nachten van overtuigd dat hij iets moest doen ter voorkoming van een acute hartstilstand - zijn derde, permanente angst. Het beste zou zijn aan dokter Beekman een medicijn tegen de angsten te vragen, maar een dokter die in het grote gevecht met de dodelijke griep was gewikkeld, kon je daar nu niet mee lastigvallen. 'Doe iets, Foppe!' hield hij zich voor. 'Ten aanval! Eerst de prik, dan de emmer'. Toen hij een halfuur later het huis van dokter Beekman naderde, zag hij een stroom van zeker vijftien grijze mannen en vrouwen zich in dezelfde richting bewegen. Vier leeftijdgenoten duwden een rollator. Aarzelend, tot omkeren bereid, bleef hij staan. Een joviale man stapte uit dokters deur en onderwijl zijn grote zwierige lichtbruine overjas aantrekkend zei hij in het voorbijgaan tegen meneer Foppe, alsof hij diens gedachten raadde: 'Helemaal niet druk, hoor. Je wordt zo geholpen. Het loopt als een trein.' Binnen heerste een totaal andere stemming dan de gewoonlijk drukkende wachtkamersfeer - er werd voluit gebabbeld en gelachen. 'U bent achter die mevrouw', werd meneer Foppe gewezen. Nog even drong een spookbeeld zich in zijn hoofd op. Zou het in dokters spreekkamer 'modern' toegaan, dat wil zeggen: zouden ze gemengd in de rij moeten gaan staan, zowel mannen als vrouwen in ontbloot bovenlijf? Maar er was geen bloot te bekennen. En toen hij na vijf minuten aan de beurt was en zijn overhemd begon los te knopen, zei de prikzuster tot zijn grote opluchting: 'Alleen maar even de rechterarmmouw opstropen, hoor.' De prik deed nauwelijks pijn, hij kreeg een watje en een pleister op het gaatje en de boodschap dat hij de arm vandaag extra moest bewegen. 'Viel dat even mee!', zei de mevrouw voor hem, die zich langzaam achter haar rollator over het tuinpad naar de straat bewoog. 'Nou!', beaamde meneer Foppe van harte. 'Euuhh... gaat het, met de wielen in het grind?', vroeg hij bezorgd. 'Ja hoor, we komen er wel,' zei de mevrouw, 'ach wel ja.' 'Nog een fijne dag, hè', zei een andere passerende man, die een grote blauwe pet op zijn witte haar plantte. Wat een vriendelijkheid, wat een ontspannen sfeer. Kon hij maar vaker een griepprik gaan halen, dacht meneer Foppe. Hij zou deze vrolijke mensen wel vaker willen tegenkomen. Maar wacht eens even - later, in het verzorgingshuis zou hij de gehele dag temidden van deze leeftijd- en lotgenoten verkeren. Deze griepprikbijeenkomst was een voorproefje. Misschien duurt het nog tien jaar, maar het is veel minder erg dan ik dacht, dacht meneer Foppe. Opgeruimd ging hij op huis aan. Hij besloot die extra blusemmer pas te gaan kopen, als in het Journaal het eerste brandje in een Nederlandse voorstad te zien zou zijn.
|
|
|
woensdag 14 september 2005 12:20 verstuur
Kijkje in de keuken
|
Meneer Foppe moet nodig gaan bewegen |
|
Schrijven voor een weblog is een paradoxale aangelegenheid. Je hebt een idee voor een stukje, je tikt het in en vrijwel onmiddellijk staat het online. Snelcolumnisme heb ik het 's genoemd. Het paradoxale is, dat zo'n snel geschreven, vluchtig stukje voor 'de eeuwigheid' op het internet blijft staan. Naderhand weggooien is tegen de code - alle stukjes blijven in de archieven bewaard. Gisteren besloot ik een eerder op Bieslog gepubliceerd Meneer Foppe-verhaal voor te lezen in het radioprogramma Music Hall. Toen ik het herlas, dacht ik dat het beter kon en ik herschreef het op diverse plaatsen, waardoor het, meende ik, scherper en beeldender was geworden. Mocht u zijn geïnteresseerd zijn in een kijkje in mijn keuken, dan kunt u in een nieuw venster de oorspronkelijke tekst op uw scherm openen - te vinden in de linkerbalk, in het dossier 'Meneer Foppe op Bieslog' onder de titel 'Ramp of peulenschil' - waarna u de audiolink hieronder aanzet. Door mee te lezen hoort u de veranderingen. Tenzij u dit ijdele praat vindt en uitsluitend naar het eindresultaat wilt luisteren. Kan, maar moet niet. Want dat is nou weer het mooie van publiceren op internet - niets 'moet', de Bieslogbezoeker beslist zelf wat hij of zij met het aangebodene doet. Kijk maar.
|
|
|
woensdag 7 september 2005 08:41 verstuur
Meneer Foppe's DNA
|
|
'Ik kan maar beter helemaal niet meer de straat opgaan,' dacht meneer Foppe vannacht om drie uur, rechtop in zijn bed zittend omdat hij de slaap niet kon vatten, 'maar hoe moet ik dan boodschappen doen?' Zonder te slapen, kwamen er toch nachtmerrie-achtige beelden in zijn hoofd op. In de open deur van zijn appartement stond een politieagent met een grote pet op, die ter hoogte van zijn gezicht een stel handboeien heen en weer zwaaide. 'Meneer Foppe? U moet meekomen. Er is gisteren een roofoverval op de supermarkt gepleegd en er zijn een paar DNA-sporen van u gevonden!'
|
|
|
dinsdag 19 juli 2005 14:55 verstuur
Ramp of peulenschil
Meneer Foppe gaat bewegen
|
|
Als je meneer Foppe zo over straat zag lopen, met die plastic zak licht zwaaiend in zijn rechterhand, zou je niet kunnen raden waar hij heenging. Precies zoals hij hoopte toen hij thuis de grote opgerolde handdoek waarin zijn zwembroek was meegerold, in de drogisterijzak had geborgen. Als hij met de rol open en bloot onder zijn arm geklemd over straat zou gaan, zouden ze hem zeker voor aansteller verslijten - 'Kom 's gauw kijken, jongens! Moet je die man daar zien. Die doet op zijn leeftijd nog aan sport. Belachelijk!' Bewegen! Meneer Foppe bewoog te weinig. Hij had in de krant weer 's een alarmartikel gelezen over de slechte gezondheid van veel ouderen. Niet roken, niet drinken, niet vet eten - hij voldeed aan de meeste voorwaarden voor een lang en gezond leven. Maar hij bewoog mondjesmaat. Meer dan een tiental dagelijkse gangetjes door zijn appartement, tussen de grote stoel voor het raam, het keukenblok, de douchebak en het bed stelde zijn bewegen niet voor. Het duurde twee weken voor meneer Foppe de stroom ernstige innerlijke bezwaren wist in te dammen. Ja, het was vreselijk je te moeten uitkleden in zo'n nauw hokje en de naakte tocht van hokje naar bassin, uitgeleverd aan de spottende blikken van alle badgasten, een helse beproeving. Maar was het een paar jaar geleden ook niet een poos goed gegaan? En, niet te vergeten, hoe lekker hij zich toen had gevoeld als hij eenmaal in het water lag en vooral: als hij eenmaal weer hoog en droog thuis zat. Bij de kassa bleek niets veranderd. Behalve de toegangsprijs, die twee euro hoger uitviel dan het bedrag waarop hij had gerekend. Maar je betaalde nog steeds tien euro borg voor het gebruik van een kledingkastje, nog altijd afsluitbaar met een sleutel aan een groen stoffen bandje, dat je om je pols kon gespen. En de heikele momenten - de martelgang in enkele zwembroek naar de douches en de afdaling via het trapje in het beschuttende water - vielen alleszins mee. Op dit uur van de dag lagen er welgeteld vijf mensen in het water! Nee, dit zou een hele beste middag voor meneer Foppe zijn geworden, als zich niet een ramp had voltrokken. Ik vraag me af of de doorgewinterde Meneer Foppe-lezers - de kenners - nu kunnen voorspellen op welk punt in de voorgaande zinnen die ramp zich al aftekent. Ja, goed. Dat polsbandje met die sleutel. Een kwartier lang spatterde meneer Foppe heerlijk rond - in zijn overwinningsroes deed hij zelfs een poging tot borstcrawl, terwijl hij alleen de schoolslag redelijk machtig is. Toen kwam het moment waarop hij dreigde naar de bodem te zakken van ontzetting. Ja, hij overwoog zelfs zich onder water te laten zakken en zich 'over te geven'. De sleutel van zijn klerenkast hing niet meer aan het groene bandje om zijn pols. Het hele bandje was weg! Had hij het metalen pinnetje van de gesp wel goed in de stof van het bandje gestoken? Nee, dus. Meneer Foppe zwom naar de kant. Zeker een kwartier stond hij in het water koortsachtig na te denken, zich met witter wordende handen vastklemmend aan de richel onder de bassinrand. Hij bibberde, van de kou en de zenuwen om deze afgrijselijke situatie. Hij herinnerde zich nachtmerrieachtige scènes uit films; overmoedige vlotte types die zich onbespied waanden en naakt in een riviertje gingen zwemmen - 'Doe dat nou niet', zei meneer Foppe dan zacht voor zich uit - waarna snoodaards de in de struiken hangende kleren wegnamen. Het bandje met sleutel moest zich ergens op de bodem van het bad bevinden. Als het al niet was afgezogen tot in de ingewanden van het zwembad en vermalen door de metalen kaken van een vuilvernietiger. Bij de vele reddingsmogelijkheden die hij koortsachtig de revue liet passeren, behoorden zelfs beelden van een meneer Foppe die zich had laten insluiten - hij had zijn hoofd zo vaak en zo lang mogelijk onder water gehouden - om pas als het donker was geworden het zwembad te verlaten. Alleen gekleed in zwembroek schichtte hij langs de huizen en bereikte uitgeput zijn flat. Om te constateren dat de huissleutel zich nog in de rechterzak van zijn jekker bevond, veilig in het klerenkastje geborgen, dus ook dat leverde niets op. Nee, de uitkomst van het langdurige spoedberaad stond vast. Er zat niets anders op. Hij moest hulp vragen. Hij wachtte tot de dienstdoende badjuffrouw nog drie rondjes om het gehele bad had geslenterd, voor hij haar durfde wenken. 'M'n sleutelbandje...', piepte meneer Foppe, terwijl hij zijn lege rechterpols uit het water omhoog stak. 'Afgegaan?,' zei de badjuffrouw en ze keek er helemaal niet boos bij, 'wat een klotedingen zijn het toch. Zeker vijfmaal in de week is het raak. Ik zal 's even kijken wie kan helpen...' En met een zeer luide, geschoolde zwembadstem schalde ze over het water: 'Mevrouw Van Everdingen! Kan uw dochter even duiken?' En zo bleek voor de zoveelste maal dat meneer Foppe zich lang kan druk maken over een akkefietje, dat in een handomdraai is geregeld. Een ramp voor de een is een peulenschil voor een ander. In het kielzog van mevrouw Van Everdingen zwom een dochter met een professioneel zwembrilletje op, die diep ademhaalde en dook en zich zo soepel over de bodem van het zwembad bewoog - meneer Foppe volgde haar schim en moest denken aan een natuurfilm over dolfijnen - dat het maar een minuut duurde of ze dook vlak voor meneer Foppe uit het water op, waarbij ze het bandje met sleutel tussen duim en wijsvinger sierlijk heen en weer bewoog. Meneer Foppe bedankte de dames uitvoerig. Na vijf keer zei de badjuffrouw: 'Het is goed, hoor. Bind de sleutel voortaan maar aan de band in uw zwembroek, ja?' En moeder en dochter leken het incident ook vergeten en zwommen gezellig babbelend weer verder. Met bandje en sleutel stijf in een vuist geklemd, verliet meneer Foppe onmiddellijk het water. Nu het zo goed was afgelopen durfde hij, om weer wat bij te komen, ook best wat langer dan normaal onder de warme douche te blijven staan.
|
|
|
zondag 19 juni 2005 09:48 verstuur
In zijn blootje
|
Vijf jaar. Ons kleine nudistje. |
|
Als meneer Foppe weer eens aan vroeger denkt, wil hij graag het album met zijn kinderfoto's erbij pakken om zijn herinneringen te controleren op onjuistheden. En al bladerend komt hij dan zeker de 'erge' foto tegen. Hij wil de bladzijde het liefst overslaan, maar kijkt toch. Het is een schokkende foto. Vader heeft er in zijn mooie handschrift onder geschreven: Vijf jaar. Ons kleine nudistje. De kleine meneer Foppe staat in het achtertuintje, wijdbeens, met zijn handen in zijn zij, zijn hoofd is bedekt met een conducteurspet en voor de rest is hij helemaal bloot. In zijn spiernakie staat de kleine meneer Foppe daar, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Meneer Foppe kan het nog altijd niet geloven dat de kleine meneer Foppe ooit zoiets heeft gedurfd. Helemaal bloot in de open lucht. Meneer Foppe moet soms zijn hoofd even wegdraaien van engheid, maar dan kijkt hij weer. De foto is gelukkig een beetje onscherp, rond het middeltje van de kleine meneer Foppe is het vaag, zijn plasser een onduidelijk vlekje. De vragen komen vanzelf en tollen door zijn hoofd. Bijvoorbeeld: wie waren er allemaal aanwezig toen deze foto werd gemaakt? Vader was er, hij had de foto met zijn boxje genomen. Moeder was er altijd, dus nu ook. Wie nog meer? Wie heeft meneer Foppe bloot gezien? De buren, de familie Heuvelaar! Natuurlijk hebben die het gezien. Misschien waarschuwde men elkaar. 'Jongens, kom eens gauw naar het balkon. Bij de Foppes in de tuin... je weet niet wat je ziet!' Zouden de twee meisjes Heuvelaar, ze zullen iets ouder dan hijzelf zijn geweest, de blote plasser van de kleine meneer Foppe hebben gezien? Waarom had moeder hem zijn zwembroek niet laten aantrekken? Speelde hij in de zomer van zijn vijfde jaar bij mooi weer wel vaker bloot in de tuin? Stonden de meisjes Heuvelaar dan verscholen achter het muurtje van hun balkon op eenhoog, proestend en elkaar aanstotend, zonder dat de kleine meneer Foppe er erg in had? Voor meneer Foppe van nu is de veronderstelling een zekerheid geworden: de meisjes hebben hem bloot gezien. Weliswaar een halve eeuw geleden, maar dat maakt voor meneer Foppe niets uit. Hij krijgt er alsnog een rood hoofd van. Hij kijkt weer naar de foto. Toch is het niet het vage plassertje dat zijn meeste aandacht trekt. Nee, dat is zijn gezicht onder de kartonnen conducteurspet. Meneer Foppe kijkt namelijk triomfantelijk. Trots. Hier sta ik, kijken jullie allemaal maar goed. Of hebben jullie soms nog nooit een jongen in zijn blote plasser gezien? Heb ik wat van jullie aan soms? Mag ik even uw kaartje zien? Was dat apetrotse, blote conducteurtje wel de kleine meneer Foppe? Meneer Foppe kan het elke keer bijna niet geloven. (Uit: Meneer Foppe in zijn blootje - Uitgeverij De Harmonie, 1994)
|
|
|
maandag 11 april 2005 16:48 verstuur
De geanimeerde Meneer Foppe (vervolg)
|
HKU - afdeling Illustratie, derde jaar |
|
Hier volgen weer vier Flash-filmpjes die zijn gemaakt door derdejaars studenten aan de afdeling Illustratie van de HKU (Hogeschool voor de Kunsten Utrecht). Gedeelten van het audioboek 'Meneer Foppe over de Rooie' werden van beeld voorzien. In het dossier 'De geanimeerde Meneer Foppe' staat alles bij elkaar.
|
|
|
vrijdag 8 april 2005 13:23 verstuur
De geanimeerde Meneer Foppe
|
|
Nu liep ik al naast mijn schoenen van trots omdat ik een rol mocht vervullen in een animatie van Han Hoogerbrugge, het ziet ernaar uit dat ik voorlopig blootsvoets blijf gaan. Studenten van de HKU (Hogeschool voor de Kunsten Utrecht) hebben gedeelten van mijn audioboek 'Meneer Foppe over de rooie' verbeeld in korte filmpjes. HKU-docent Ad de Bont deelde de eerste hoofdstukken van het op Bieslog gepubliceerde, door de auteur voorgelezen boek op in blokken van twee minuten en gaf de derdejaars studenten van de afdeling Illustratie de opdracht die stukken geluid van bewegende beelden te voorzien. Meneer Foppe als studiemateriaal. Vorige week ging ik in Utrecht kijken en ik was verrast door de verschillen in visie op mijn eenzame, verlegen hoofdpersoon. Dat meneer Foppe ook een dikkige jongen met een tattoo op z'n rechterbovenarm kan zijn, ja, waarom niet. In die eerste hoofdstukken van het boek gebeurt weinig, de miniavonturen van meneer Foppe zijn daar nog verre van spectaculair. Ik begreep dan ook goed waarom één van de studenten het verhaal spannender had gemaakt, door de geluidsband achterstevoren te draaien en te voorzien van een flitsende zwart/wit animatie. Op de digitale afdeling van de VPRO wordt bij het samenstellen van de digitale themakanalen (Hollandoc en /geschiedenis) geëxperimenteerd met het samenvoegen van de diverse media. Radio-uitzendingen worden bijvoorbeeld van beeld voorzien. Bij het bekijken van de veertien HKU-filmpjes overwoog ik nog hoe het zou werken als audioboeken werden geïllustreerd en zo voor tv geschikt gemaakt. Voldoet een tekstgetrouwe verbeelding, of wissel je abstractere stills af, zodat het gesproken woord volop in de aandacht blijft? Hieronder de eerste twee Meneer Foppe-films, meerdere volgen.
|
|
|
woensdag 16 februari 2005 14:39 verstuur
Nieuw verhaal
(Vindt u dit een te lange lap tekst om van het scherm te lezen? Beluister via de audiolink onderaan, het door de auteur voorgelezen verhaal.)
|
|
Het zien aankomen Hij zou het liefst met de afstandsbediening in de aanslag willen klaarzitten en wegknippen zodra het bericht werd aangekondigd. Hij had het al in het Zesuurjournaal gezien, en in het Achtuurjournaal en het was zeker dat ze het ook om tien uur zouden uitzenden, daarvoor was het bericht te ernstig. Zó alarmerend, dat meneer Foppe het liefst zijn ogen wilde dichtdoen als het zou beginnen. Maar zappen en niet-kijken dat mocht niet - hij vond het zijn plicht 'goed op de hoogte te blijven', dat had hij van vader geleerd. Die had vaak tegen hem gezegd: 'altijd goed op de hoogte blijven van wat er in de wereld gebeurt, dan kun je het van tevoren zien aankomen'. Wat vader bedoelde met 'het', begreep de jonge meneer Foppe toen niet, maar nu wel. Onraad, onheil en ongemakken - je kon ze maar beter van tevoren zien aankomen, dan was de schrik wat minder. O jee, daar kwam het weer. Het scherm werd gevuld met het plaatje van een kip, met boven zijn kop een wolkje, waarin een enge gekleurde kluwen was getekend. Daarnaast verscheen een plaatje van een mens, met een andere enge kluwen boven zijn hoofd, waarna twee pijlen het ene enge plaatje met het andere verbonden en een grote pijl naar een nog engere kluwen wees. Het kwam hierop neer - vertaalde meneer Foppe - dat als het virus van een dier samen zou gaan met het virus van een mens - nou, berg je. Er kwam nu een draaiende wereldbol in beeld. Het aldus ontstane griepvirus zou miljoenen slachtoffers maken over de gehele wereld. En daar had je die rustige, betrouwbare geleerde meneer weer, die je de laatst tijd vaak zag als het om enge ziektes ging die miljoenen slachtoffers zouden maken. 'Als we vijf miljoen injecties voorradig hebben,' zei hij geruststellend, 'kunnen we iedereen die ziek wordt inenten.' Alleen jammer, dat er maar 200.000 injecties in Nederland voorradig waren. De regering wist het nog niet zeker, maar misschien gingen ze er binnenkort wel vijf miljoen bijkopen. Meneer Foppe maakte zoals gewoonlijk razendsnel de onheilsbalans op. Als het griepvirus het land binnendrong, zou het de deur van meneer Foppe zeker niet overslaan. 'Waarom wel?', luidde zijn eenvoudige bewijsvoering en hij keek vanuit zijn leunstoel door de openstaande gangdeur met een angstgezicht naar de voordeur, alsof hij buiten de enge viruskluwen over de gaanderij hoorde schuifelen. En als de griep eenmaal binnen was, zou hij nooit om de reddende injectie durven vragen. Hij hoorde het dokter al zeggen: 'Helaas, meneer Foppe, dit is een pandemie, hè, er zijn mensen die op dit moment wel even belangrijker zijn dan ene meneer Foppe, meneer Foppe!' 'Ach ja, excuses', zei meneer Foppe. Toch een mooie gedachte dat hij dood zou gaan om een belangrijker iemand te laten leven. Misschien werd een minìster gered met de uitgespaarde injectie van meneer Foppe. Even schoot haar beeltenis door zijn hoofd, maar nee, Hare Majesteit had vermoedelijk uit voorzorg het reddende serum al lang en breed in het bloed. Meneer Foppe was een beetje trillerig geworden. Onder invloed van dit Journaal ging hij uren wakker liggen, dat was zeker. Hij liep naar de keukenhoek. Misschien zou een beker warme chocolademelk de enge virusgeesten kunnen verdrijven. En om de zenuwen de baas te worden had hij ook een plak verdiend van de gemberkoek - een zeer goedkope aanbieding - waarop hij zich in de supermarkt had getrakteerd. 'Hè ja, lekker, je leeft maar één keer, we mogen best eens uitspatten', verheugde meneer Foppe zich en hij sneed een forse plak af en nam een ferme hap. Knap! Het geluid klonk binnensmonds en meneer Foppe moest op het aanrecht leunen van de schrik. Het was toch niet waar... Voorzichtig ging zijn tong op onderzoek. De uitslag was verpletterend duidelijk. Meneer Foppe's tong voelde tussen de brei van de zachtwordende koek de scherpe, gekartelde randen, die dwars door zijn mond liepen. Hij had te hard op een stukje gember gebeten, met fataal gevolg. Langzaam liet meneer Foppe de jobstijding tot zich doordringen. Dit was nu eens onheil dat hij jaren van tevoren had kunnen zien aankomen en waartegen hij geen tijdige voorzorgsmaatregelen had genomen. Meneer Foppe's bovengebit was gebroken. Bang dat hij een stuk zou doorslikken, spuugde meneer Foppe de inhoud van zijn mondholte in zijn rechterhand. Voorzichtig viste hij de gebroken helften uit de vieze koeksmurrie, spoelde ze schoon onder de kraan, om ze haastig weer in zijn mond te plaatsen. Misschien bleven de helften na al die jaren de mond van meneer Foppe trouw en kleefden ze als vanzelf weer aan elkaar. Meneer Foppe keek in zijn scheerspiegel en zei: 'Dag juffrouw, hebt u ook kleefpassssschta?' Hopeloos! Op de helft van de zin hing het ene stuk van zijn bovengebit al uit zijn mond. En ook met binnensmonds gemompel hield hij de stukken niet op zijn plaats. 'Dag jufffffouw, heb u ook kleefpasssschtta?' Hoelang had die zin niet door zijn hoofd gespookt. Ruim dertig jaar geleden, op de zwarte dag dat hij het bovengebit geplaatst had gekregen, had hij een drogisterij moeten binnenlopen en moeten vragen: 'Dag juffrouw, hebt u ook kleefpasta?' Het doosje met de noodtube had hij vervolgens levenslang in een binnenzak moeten meevoeren, voor eerste hulp bij ongelukken.. Het was nog niet eens een echte tandarts geweest die meneer Foppe's boventanden in één verschrikkelijk bloedbad had getrokken. De oom van een vriendje van een neef was tandtechnicus en die zou het schots en scheve gebit van de jonge meneer Foppe voor honderd gulden pico bello opknappen - een spotkoopje vonden vader en moeder Foppe. Niks geen peperdure beugels of jackets, of implantaten - huppetee, de neptandarts had in een kwartiertje de hele bovenboel er krakend uitgerukt en een standaard bovenklapper zo in de verse, bloederige wonden geduwd. 'Goedemiddag!' 'En,' had de tandbeul hem nog achterna geroepen, 'loop even een drogisterij binnen en vraag naar kleefpasta.' Maar ja, dat had meneer Foppe weer eens niet gedurfd, want het was zeker dat bij het uitspreken van die ene zin het bloed in het rond zou spatten. En dertig jaar lang had meneer Foppe die boodschap voor zich uitgeschoven. Bang dat hij voor gek zou staan. Bang dat de juffrouw meteen naar zijn mond zou kijken. Morgen wachtte hem een ellendige dag. Eerst moest hij een tandtechnicus zoeken in de Gouden Gids. Hopen dat die hem direct zou kunnen helpen. Over straat erheen gaan, hopen dat niemand hem zou aanspreken. Dan de marteling bij de technicus, zonder boventanden het geval uitleggen- 'nou ja, die man is het gewend', stelde meneer Foppe zich nog gerust - maar vooral: hopen dat de reparatie geen twee dagen ging duren. Twee dagen zonder boventanden? 'Dag bakker, een halfffje bruin graag en tuwwee kadetjessschs.' 'Dag schlager, mag ik een onssschje rookvleessschs!' Dag groenteboer, mag ik twee onssssch spruitjessschs?' Nee, dat werd helemaal niks. Meneer Foppe zakte ineens totaal in. De somberte sloeg genadeloos toe. Hij werd er tot zijn eigen verbazing rustig van. IJzig kalm. Beheerst en bedaard liep hij door de gang naar het halletje en opende de buitendeur. De koude wind sloeg in zijn gezicht. En met zachte stem - het geluid kwam nauwelijks boven de wind uit - zij hij tegen de lege, donkere gaanderij: 'Kom maar! Kom maar gerusssscht, eng griepvirussschs! Kom binnen en neem plaatssssch. Reisssch niet verder. Laat al die mensschsen maar met russsscht. Welkom! Gebruikt u ssschuiker in uw ssschocolademelk?'
|
|
|
vrijdag 3 december 2004 21:26 verstuur
Luisteren naar het Nieuwe Horen
|
Meneer Foppe:'...je kunt niet zien dat je ze in hebt...' |
|
De hoofdredacteur las dinsdagavond in het Amsterdamse Desmet Theater, ten behoeve van het VPRO-radioprogramma Music Hall, een verhaal in twee delen over Meneer Foppe voor. Biesloglezers kennen het verhaal over de nieuwe hoortoestellen van meneer Foppe; ze zijn te vinden in het Meneer Foppe-dossier. De hoofdredacteur heeft de teksten bewerkt en voor de liefhebbers zijn ze hier te horen.
|
|
|
maandag 8 november 2004 17:27 verstuur
Het spoor van de dader
|
'...dat is 'm!...moordenaar!...' |
|
Meneer Foppe keek in de badkamerspiegel naar zijn hologige, inbleke hoofd. Ja, je kon nu goed zien dat hij vijf nachten nauwelijks had geslapen. Maar zijn besluit stond vast. Nu de angst zijn buik permanent in de greep hield - hij moest om de vijf minuten dringend naar de wc, maar dan 'kwam er niets' - nu er geen eetbare kruimel meer in huis was te vinden, nu moest het gebeuren. De eerste dagen na het nieuws over de afschuwelijke gebeurtenis durfde hij de straat niet op, omdat hij dacht te weten wie het gedaan had. Dat was natuurlijk niet echt zo, wist meneer Foppe ook wel, maar de beschrijving van de moordenaar - lange jurk, baard, 'iets op het hoofd' - had hem op het angstwekkende spoor gezet, dat leidde naar zijn eigen, nieuwe supermarkt. Hij was er een keer op een zaterdag per ongeluk binnengegaan, omdat het al kwart voor vijf was en hij nog geen brood voor het weekend in huis had. (Hij had in de grote stoel voor het raam zitten dommelen en was de tijd vergeten.) De kleine, overzichtelijke supermarkt lag lekker dichtbij, in zijn eigen straat, maar was anders dan de grote die hij sinds jaar en dag bezocht. Dat zag hij aan de vorm van de broden - groot, rond en dun waren ze. Ze hadden hier geen andere en meneer Foppe kocht er twee. En om niet de onbeleefde indruk te wekken dat hij de andere spullen ondeugdelijk vond, laadde hij ook maar een extra pak koffie, een zak suiker en een rol vuilniszakken in zijn mandje, terwijl hij wist dat de voorraad in zijn gangkast geheel op orde was. Ook het personeel was anders dan de juffrouwen die hij gewend was. De man achter de kassa droeg een baard en op het hoofd een rond petje. En de man die meneer Foppe hielp bij het inpakken van de boodschappen in het witte plastic tasje, had ook een baard en hij droeg een wollen mutsje. Ze waren allervriendelijkst, de twee mannen met de grote zwarte ogen. Ze wensten meneer Foppe een heel fijn weekend en de inpakman hield bij het weggaan zelfs de deur voor meneer Foppe open. Sindsdien kwam meneer Foppe er vaker. De kleine supermarkt had alles wat meneer Foppe nodig had. En telkens werd hij getroffen door de vriendelijke en behulpzame mannen. Boodschappendoen? Het was best leuk. Helemaal niet iets om zenuwachtig van te worden. (In zijn oude supermarkt was het plaatsen van zijn boodschappen op de lopende band bij de kassa, onder de ogen van een rij wachtende vreemden, voor meneer Foppe een moeilijk te dragen moment gebleven.) In de eerste nachten na het schokkende nieuws werd meneer Foppe exact om drie uur overvallen door een nachtmerrie, die hem de resterende uren klaarwakker hield. Elke keer dezelfde boze droom: hij deed zijn middagwandelingetje, hij liep in de Vlierboomstraat en ineens kwam een man met een pistool in de ene hand en een groot mes in de andere, van de overkant van de straat dreigend op hem afgerend. En meneer Foppe herkende in de booswicht de vriendelijke inpakman uit zijn supermarkt. Zelfde baard en zelfde wollen mutsje! Maar in de afgelopen nacht was de nachtmerrie heel anders verlopen. Het gebeurde weer op zijn middagwandeling. Toen hij vanuit de Vlierboomstraat de Perenstraat insloeg, stonden daar een stuk of tien mensen bij elkaar, die in woede ontstaken toen ze meneer Foppe in de gaten kregen. 'Dat is 'm!' werd er geroepen, 'kijk maar, een baardje en een petje... Moordenaar!' Vuisten werden naar hem geheven en de mensen begonnen in zijn richting te rennen. Meneer Foppe keek nog eens goed naar zijn vermagerde hoofd in de badkamerspiegel. Zo kon het niet langer. Wat moest, dat moest. Hij hield de kwast onder de kraan, draaide er stevig mee in het bakje en bracht een dikke laag schuim op zijn gezicht aan. Hij plaatste een nieuw mesje in de houder en begon met voorzichtige haaltjes zijn baard af te scheren.
|
|
|
maandag 6 september 2004 23:04 verstuur
De magneet
|
|
Als iemand staat te pinnen, maakt meneer Foppe liever nog een blokje om. Maar als het halletje van de bank leeg is, stapt hij opgewekt naar binnen. Neuriënd stopt hij zijn bankpas in de gleuf, voert alle intikhandelingen zorgvuldig uit, wacht licht gespannen op zijn geld, bergt de biljetten zorgvuldig in zijn binnenzak, zou het liefst hardop 'Dank u wel, hoor' willen zeggen en verlaat glimlachend het bankgebouw. O, wat was het toch heerlijk als je een boodschap kon doen, zonder een mens te hoeven aanspreken. Maar vanmorgen was iets zeer onaangenaams gebeurd. De bankpas verdween in de gleuf, maar kwam prompt weer terug! En op het schermpje las een ontstelde meneer Foppe: 'Uw pas is niet geschikt voor deze automaat'. Hè? Wat nu? Even overwoog meneer Foppe de pas nog een keer in de gleuf te stoppen, maar, zo bedacht hij zich, de bankfunctionarissen die elders in gebouw alle geldhandelingen controleerden, zouden dit als hoogst verdacht gedrag kunnen beschouwen en misschien zijn rekening blokkeren. Hij had wel eens gelezen over het 'blokkeren' van een rekening - en het leek meneer Foppe iets fataals. En dat hij het geld op zijn rekening kwijt zou zijn, stond als een paal boven water. ('Nee, meneer Foppe, iemand die zo met onze bankpas omgaat, is geen klant meer van ons. Uw geld hebben wij helaas moeten wegblokkeren.') 'Gaat iets niet goed, meneer?,' zei een vriendelijke stem, 'kan ik u helpen?' Een bankmevrouw in mantelpak was vanuit het kantoor via een schuifdeur in het halletje gekomen en liep op meneer Foppe toe. Nadat hij de bankmevrouw het ongeluk met zijn pas had uitgelegd, liep een lijntje zweet van onder zijn pet uit over zijn voorhoofd. 'O jee,' zei de bankmevrouw, 'er is iets fout met de magneetstrip. Is uw pas misschien in aanraking geweest met een magneet?' 'Een magneet? Nee, niet dat ik weet,' zei meneer Foppe, 'ik heb...' Hij wilde opgelucht en luid zeggen 'geen magneet', maar hij bedacht zich, werd vuurrood en stamelde zachtjes: 'Een magneet, zegt u?' Dus wèl?, concludeerde de bankmevrouw, die gelukkig geen vragen stelde over het hoe en waarom. 'Geeft niets, hoor, het komt vaker voor. Veel damestassen hebben een magneetsluiting, waardoor de bankpas gedemagnetiseerd wordt.' Damestassen? Meneer Foppe wist exact wat er was gebeurd. De ultramoderne hoortoestelletjes die hij sinds kort in zijn oren droeg, konden worden geprogrammeerd met een magneet, die in de vorm van een kleine ballpoint in de zak kon worden meegedragen. Hield hij de magneet bij het toestelletje in zijn oor, dan hoorde hij een aantal piepjes, zodat bijvoorbeeld het verkeerslawaai zachter klonk. Oei! Hij had zijn pinpas met de magneetpen samen in dezelfde binnenzak gestoken. Stom! 'We maken een nieuwe pas en die krijgt u over een week met de post thuisgestuurd.' 'O, geweldig,' zei meneer Foppe,'mag ik u heel hartelijk danken? En excuses voor de overlast.' Opgelucht stapte meneer Foppe de straat op. Hij voelde zich ook wel een beetje gewichtig. Hij had ineens het gevoel in het moderne leven te zijn opgenomen. 'Gekke wereld toch,' overdacht meneer Foppe, 'doordat mijn gehoor afneemt kan ik nu geen geld trekken!' Geen geld... geschrokken bleef meneer Foppe staan. Een week' Hoe moest hij nu boodschappen doen' Snel maakte hij de balans op. Hij had nog de helft van een halfje bruin en één blik tomatensoep in huis. 'Weinig eten is gezond, zeggen ze,' stelde meneer Foppe zichzelf gerust,'er zijn veel te veel dikke mensen, heb ik gelezen.' Nee, die week kwam wel om. Maar gezellig was anders.
|
|
|
maandag 30 augustus 2004 12:20 verstuur
Meneer Foppe ongevraagd bewaakt
|
|
Meneer Foppe las in zijn krant dat filmregisseur Theo van Gogh politiebewaking had gekregen, terwijl hij 'niet was bedreigd en niet om de bewaking had gevraagd'. 'Jeetje, dat zou ik ook wel willen', dacht meneer Foppe, terwijl hij van zijn krant uit het raam keek en beneden, bij de ingang van het flatgebouw, twee hem onbekende mannen in een auto zag stappen die wel heel erg hard wegreed. Dat je dan tegen de twee politiemannen die in het halletje voor zijn deur de wacht hielden, zou kunnen zeggen: 'Ach, wilt u de rode auto met kenteken zus en me zo even natrekken?' Of dat meneer Foppe niet meer middenin de nacht wakker hoefde te worden, omdat hij dacht het gebonk te horen waarmee inbrekers een lange ladder tegen het voorkamerraam van de flat plaatsten, maar zich nog eens lekker kon omdraaien, omdat hij zich ineens weer herinnerde dat de twee politiemannen op stretchers in de huiskamer sliepen. Maar ja, om zo zorgenvrij te kunnen leven, met ongevraagde bewaking onder handbereik, moest je voldoen aan twee voorwaarden: een bekende naam hebben en in het openbaar iets gevaarlijks hebben gezegd. Toen meneer Foppe aan die twee eisen dacht, begon hij te trillen van de zenuwen, waardoor het kopje koffie dat hij net naar zijn mond wilde brengen een ongevraagd voetenbad kreeg.
|
|
|
woensdag 11 augustus 2004 17:08 verstuur
Hoogstandjes op hoorgebied
Meneer Foppe en het Nieuwe Horen
|
|
Uit de oren van meneer Foppe liepen lange dunne draden naar een grijs technisch kastje waarop lampjes aan en uit floepten. Op het computerscherm verschenen blauwe en rode grafieken van meneer Foppe's hoorvermogen. 'Hoort u deze pieptoon?', vroeg de mevrouw van de brillenwinkel, afdeling gehoortoestellen. 'Nee, helaas niet, het spijt me zeer', zei meneer Foppe. 'Nee, juist goed. Komt helemaal overeen met de audiotest', zei de oormevrouw lachend. 'O, wat fijn!', lachte meneer Foppe voorzichtig mee. Meneer Foppe paste zijn nieuwe gehoorapparaatjes. 'In feite zijn het kleine computertjes, met de nieuwste technologie,' was hem uitgelegd, 'ze kunnen worden geladen met diverse programma's, naar uw eigen wensen. Minder achtergrondlawaai, beter muziek luisteren... het kan allemaal worden ingevoerd.' Meneer Foppe zei maar niet dat hij slechts één wens had: dat zijn buren nooit meer zouden klagen dat ze zo'n last van hem hadden. Want op een zeer kwade dag was hij aangesproken door de benedenbuurvrouw, toen hij na het boodschappen doen met haar in de lift stond. 'U bent toch de meneer van boven ons?', had ze gevraagd. Meneer Foppe dacht van wel. 'Ach, zoudt u uw tv wat zachter kunnen zetten, we kunnen het beneden soms woordelijk verstaan.' Ze zei het zonder een spoor van boosheid, maar ze lachte er niet bij. Meneer Foppe schrok zo hevig dat hij alleen licht stotterend kon uitbrengen: 'Ach... Uiteraard... Eh... welzeker.' Drie weken lang keek hij televisie met het geluid zó zacht afgesteld dat hijzelf, met de handen achter de oren, het Journaal nauwelijks volgen kon. Toen besloot hij naar zijn huisdokter te gaan. Misschien waren zijn oren verstopt en moesten ze worden uitgespoten. Meneer Foppe werd misselijk van de gedachte, maar hij meende zich te herinneren dat moeder wel eens had gezegd: 'Even de oren uitspuiten, zo gebeurd, stelt niets voor.' Het kostte nog een week voor de afspraak was gemaakt, want gedurende een paar nachten was hij wakker geschrokken omdat hij droomde van de prop viezigheid die tijdens het spuiten uit zijn oren was geschoten, tegen de muren van de spreekkamer op. Het gesprek met de huisdokter viel erger uit: hij moest naar een KNO-arts voor een uitgebreide audiotest. 'Niet best, meneer Foppe,' zei dokter, 'dat u nog iets verstaat van wat ik zeg...' 'Ja, 't is zeker pech', zei meneer Foppe. Het was nu weken later en de technische hoogstandjes op hoorgebied zaten op hun plaatsen. Meneer Foppe wist niet wat hij meemaakte. Als de oormevrouw met papier ritselde leek het een grote bosbrand, toen ze het dekseltje van het reinigingssetje dichtklapte, ging er een pistoolschot af. 'De blauwe is voor links, de rode voor rechts', legde de oormevrouw uit. 'En u krijgt er ook een afstandsbediening bij - twee piepjes is programma twee, drie piepjes programma drie en...' Meneer Foppe luisterde met een half oor. Hij had al besloten zijn nieuwe oren alleen te gebruiken voor tv-kijken. De wereld - wist hij nu al - komt veel te dichtbij als je goede oren hebt. Even bewolkte zijn gezicht. Stel je nu eens voor dat hij in een winkel of op straat de oormevrouw zou tegenkomen en zij zou vragen 'of ze bevielen' en zij zou erachter komen dat hij de apparaten niet inhad' Dat zou heel onaardig lijken. Nou ja, hij kon doen of hij haar niet zag. Of hij hele slechte ogen had.
|
|
|
woensdag 11 augustus 2004 13:26 verstuur
De eenzame Meneer Foppe op televisie, in boeken en op internet
|
Meneer Foppe koopt een huis |
|
In de televisieprogramma's van Van Kooten en de Bie speelde meneer Foppe een bescheiden rol. De vage, verlegen, wereldvreemde verschijning was in diverse sketches 'de totale klos'. Hij werd misleid, afgeblaft, of opgelicht. In drie boeken gaf De Bie zijn alter ego meer achtergrond. 'Meneer Foppe en het gedoe, 'Meneer Foppe in zijn blootje' en 'Meneer Foppe over de rooie' (Uitgeverij De Harmonie) schetsen de man, die bang is voor de buitenwereld, maar op zijn eenpersoonsflatje geniet van zijn eenzaamheid. Op Bieslog duikt meneer Foppe regelmatig op met actuele reacties op de boze buitenwereld. In een van de eerste televisiefilms waarin meneer Foppe optrad, doet hij een poging een huis te kopen bij makelaar W. Strik, directeur van Simpelpand BV. (Van de Van Kooten en De Bie-DVD 'Van geilneef tot naaimachine'. Zie voor het complete DVD-oeuvre onderstaande link.)
|
|
|
zaterdag 20 maart 2004 11:38 verstuur
Moeder
|
|
Meneer Foppe herinnerde zich die ene keer dat hij met zijn moeder naar de film was geweest. Moeder had, voor zover meneer Foppe wist, nog nooit een stap in een bioscoop gezet, maar dit keer wilde zij dolgraag. Het was een hele reis naar de grote stad en toen moesten ze nog lang staan voordat ze eenmaal binnen waren - voor de bioscoop stond een lange slingerrij van enkele honderden wachtenden. Hij herinnerde zich de overweldigende beelden. In kleur! En kleurenfilm hadden de kleine meneer Foppe en zijn moeder nooit eerder gezien. (Televisie was er nog niet.) Toen ze eenmaal weer thuis waren, raakte moeder er niet over uitgepraat. Zo leuk. Zo gewoon. Zo hartveroverend. En hoe de Koningin zomaar danste met die vrolijke, uitgelaten, juichende zwarte mensen. En wat was het toch geweldig dat je het in de Cineac allemaal mee kon maken - het Bezoek van het Koninklijk Paar aan de West. Goh, wat was dat lang geleden, overdacht meneer Foppe. Zijn moeder was al negen jaar dood en nu was de Moeder van Ons Allen, zoals de minister-president haar noemde, ook overleden. Hij besloot snel wat weekendboodschapjes te gaan doen en de hele verdere dag voor de televisie te blijven zitten. Misschien vertoonden ze nog een keer de dansende koningin temidden van haar dansende zwarte onderdanen. Niet vergeten bij de uitgang van de supermarkt een bosje bloemen te kopen, dat hij morgen op het graf van moeder en vader zou gaan leggen.
|
|
|
dinsdag 16 maart 2004 08:47 verstuur
Verdacht
|
|
Meneer Foppe telde gistermiddag, tijdens het boodschappendoen, twaalf verdachte tassen. Hij heeft niemand gewaarschuwd en is snel naar huis gegaan.
|
|
|
dinsdag 27 januari 2004 17:07 verstuur
Meneer Foppes Testament
|
|
Toen meneer Foppe vanmorgen, nog nadoezelend in bed, naar het nieuws van zeven uur op Radio 1 luisterde, werd hij middenin het bulletin opgeschrikt door vrolijke muziek. Al eerder was het hem opgevallen dat het radionieuws niet uitsluitend meer werd gevuld door de sonore stem van een voorlezende meneer of mevrouw, maar dat ook andere geluiden klonken: piepjes tussen de berichten door, of je hoorde iemand die in het nieuws werd genoemd, zelf enkele zinnen spreken. 'Dat doen ze om het nieuws wat te verlevendigen', had meneer Foppe bedacht. Voor hem hoefde het niet zo nodig - nieuws is nieuws - maar voor veel mensen was het nieuws kennelijk te saai en moest het verlevendigd worden. Zoals heel veel saaie en moeilijke zaken tegenwoordig werden verlevendigd, meende meneer Foppe te constateren. Alleen de troonrede van de Koningin bleef saai, niet verlevendigd met piepjes of muziek. Meneer Foppe had aandachtig naar het volgende nieuwsbericht geluisterd: 'De muziek van volkszanger Frans Bauer wordt steeds vaker gedraaid op begrafenissen en crematies. Dat blijkt uit de top vijftig van een grote uitvaartverzekeraar. Frans Bauer staat er drie keer in. Met 'Op rode rozen vallen tranen', 'Bij ieder afscheid valt een traan' en 'De regenboog'.' En om dit nieuws te verlevendigen, klonk toen uit het radiootje op meneer Foppes nachtkastje - middenin het nieuws dus - een vrolijk stampende muziek, waaruit zich een hoge stem losmaakte. Was het een mannenstem? Een vrouwenstem? Nee, Frans Bauer, concludeerde meneer Foppe. 'Ik loop met jou naar de regenboog We zijn omringd door een bloementoog Daar waar de zevende hemel wacht Aan 't eind van de reis.' Meneer Foppe zat meteen klaarwakker rechtop in bed. Zijn begrafenis! Werd het niet hoog tijd dat hij ergens kenbaar ging maken hoe hij het geregeld wilde hebben? Was er iemand die na zijn overlijden zou weten welke muziek op zijn begrafenis moest worden gedraaid? Familie of vrienden had meneer Foppe niet. Niemand wist iets van meneer Foppes lievelingsmuziek. 'Ik heb ook helemaal geen lievelingsmuziek', overdacht meneer Foppe. Ja, hij hoorde wel eens een mooi deuntje op de radio, maar vaak werd na afloop de naam van de componist niet genoemd. Op zondagmorgen draaiden ze in 'Vroege Vogels' mooie stukjes muziek, vond meneer Foppe. Stukjes waarvan hij wel eens dacht: 'Ja, dat zou passende muziek voor mijn begrafenis zijn.' Maar meestal was hij te laat terug na het halen van papier en ballpoint uit het buffet om de naam van het stukje te kunnen noteren. Bovendien: wat moest hij met zo'n titel. Het was klassieke muziek en, na de sluiting van de winkel van Hoogenboom, wist hij in de wijde omgeving geen zaak waar je klassieke platen kon kopen. Platen? Meneer Foppe bezat ook geen CD-speler. Meneer Foppe voelde dat zijn rug vochtig werd van het zweet. Van gedachten aan ziekten en ongelukken brak hem altijd angstzweet uit - je eigen begrafenis onder ogen zien, stond voor hem gelijk aan een nachtmerrie op klaarlichte dag. Niets had hij geregeld. Nou ja, er was een familiegraf waar vader en moeder in lagen en daar was nog wel een plaatsje in vrij, meende hij zich te herinneren, maar hoe hij op dat plaatsje terecht moest komen, was hem volstrekt onduidelijk. Toen vader overleed, leefde moeder nog, zodat in de aula vaders favoriete mars 'Koning Voetbal' had geklonken. En die Duitse zanger met die lage stem zong vaders lievelingslied: 'Junge komm bald wieder'. Toen een jaar later moeder overleed, leefde tante Hannie nog en die wist precies welke muziek moeder op haar begrafenis gedraaid wenste: één pianonummer van Chopin en het lied 'Ik zou wel eens willen weten' van Jules de Corte. O, dat lied was zo mooi. 'Waarom zijn de bergen zo hoog?' In elk couplet klonk die vraag naar het 'waarom', zonder dat een duidelijk antwoord volgde. Prachtig voor op een begrafenis. Als meneer Foppe voor zijn eigen uitvaart nu ook eens 'Ik zou wel eens willen weten' zou kiezen? 'Ho ho, ja maar... ' Onmiddellijk bedacht meneer Foppe zelf de bezwaren tegen zijn keuze. Zouden de in het zwart geklede dames en heren van de begrafenisfirma, die ook zijn moeder hadden begraven, het niet gek vinden als hij hetzelfde lied zou kiezen? Hij hoorde ze besmuikt lachend, onderlinge grapjes uitwisselen van achter hun hoge zwarte hoeden: 'Kon die meneer Foppe in die twee jaar na zijn moeder nou niet iets originelers bedenken? Weten ze in die familie nou nóg niet hoe hoog de bergen zijn en hoe diep de zeeën?' Nee, zo'n ouderwets lied was veel te saai voor een moderne begrafenis. Juist een begrafenis moest dringend verlevendigd worden. Waarom koos hij niet een nummer uit die top vijftig? En waarom niet: De Regenboog van Frans Bauer? Lekker makkelijk voor de zwarte dames en heren, dat nummer hadden ze toch klaarliggen. Meneer Foppe dacht zich de situatie in. Hij zag de houten kist staan in de aula. Gek, toen hij zich voorstelde hoe hij daar dan zelf in zou liggen, viel de angst even weg. 'Als je kunt denken aan je dode zelf, dan leef je nog!' Meneer Foppe slaagde er zelfs in te glimlachen. Zelden vielen hem zulke diepzinnige gedachten in. Hoeveel belangstellenden zouden op de houten banken in de aula hebben plaatsgenomen? Meneer Foppe overzag de lege zaal. Niemand! Eén van de zwarte heren zou routineus vragen: 'Wil iemand misschien het woord voeren?' De banken zwegen. En dan zou het gebeuren. In de stilte klonk Frans Bauer. 'Ik loop met jou naar de regenboog', zong de hoge ijle stem, versterkt door de echo van de lege zaal. 'We zijn omringd door een bloementoog.' Nu voelde meneer Foppe ineens ontroering doorbreken. 'Daar waar de zevende hemel wacht.' Hij kreeg er zelfs een brok van in de keel. 'Aan het eind van de reis.' Eén man was gekomen. En die ene man was zelfs bereid met hem door weer en wind naar de regenboog te lopen. Meneer Foppe stapte uit bed, schoot in zijn pantoffels, liep naar het buffet, pakte ballpoint en schrijfblok uit de bovenste la, ging in zijn pyjama aan tafel zitten en schreef in grote letters op het papier: TESTAMENT Ik zou graag willen dat op mijn begrafenis Frans Bauer zijn lied over De Regenboog zingt. Dank u wel. 27 januari 2004, was getekend: meneer Foppe.
|
|
|
vrijdag 16 januari 2004 08:55 verstuur
Rustig blijven
|
|
Meneer Foppe luisterde vanmorgen naar Radio 1 en ving deze zin op: 'Het is gebeurd, het gebeurt en het kan overal gebeuren.' Geruststellend bedoeld, hebben deze woorden op meneer Foppe een totaal andere uitwerking. Zo heeft hij besloten zich maar niet op straat te wagen om boodschappen te gaan doen. In een keukenkastje vond hij nog een hele rol beschuit en daar kan hij vandaag best mee toe.
|
|
|
donderdag 1 januari 2004 11:05 verstuur
E461
|
|
Hij was van plan er helemaal niets aan te doen, maar gistermiddag had meneer Foppe in de supermarkt toch maar een pak appelbeignets aan zijn boodschapjes toegevoegd. Toen hij gisteravond om een uur of tien de grote, zware bruine baksels uit hun plastic verpakking had bevrijd en een hap nam uit nummero een, schrok hij zich een hoedje. Smaakten appelbeignets tegenwoordig zó? Meneer Foppe noemde eten nooit vies - dat hadden zijn ouders hem goed ingeprent - maar nu was hij bijna in staat naar de wc te lopen en de brokken meel en prut in de pot te spugen. Tegen elven maanden zijn ouders meneer Foppe (in zijn hoofd) dat het zonde was van het geld als hij de beignets in de vuilnisbak zou kieperen en werkte hij met veel grimassen van afgrijzen (niemand die het zag) de aangegeten beignet naar binnen. Nadat hij zichzelf klokke twaalf gelukkig nieuwjaar had gewenst, zette hij zijn tanden in beignet nummer twee. Maar toen rond halftwee het vuurwerkgeknal was afgezwakt, kon meneer Foppe toch de slaap niet vatten. Het leek of in zijn maag rotjes werden afgestoken. Elf uur, nieuwjaarsdag. Meneer Foppe heeft de overgebleven twee beignets in de plastic verpakking gestoken en toch in de vuilnisemmer durven stoppen. Wat moet dat moet dan maar. Als de zeurende maagpijn erger wordt, zal hij een dokter moeten bellen. Hij heeft de verpakking weer uit de vuilnisemmer gevist en de bereidingswijze uitgeknipt en nu repeteert hij wat hij tegen de dokter zal zeggen. - Heeft u iets verkeerd gegeten, meneer Foppe?
- Twee beignets, dokter, bestaande uit de volgende ingrediënten: tarwebloem, appel (28%), margarine, water, rozijnen, appelmoes, suiker, emulgator (E322, E450, E461, E472a), stabilisator (E339, E401, E1414) en specerijen.
- Wacht even... Noemde u emulgator E461?
- Eh... ja, E461... hier staat 't.
- Dus in de door u gegeten appelbeignets staat E461 bij de emulgators, niet bij de stabilisatoren?
- Eh... ja, dat staat er duidelijk.
- Meneer Foppe, blijft u rustig in bed, ik kom binnen vijf minuten bij u langs.
|
|
|
maandag 22 december 2003 15:38 verstuur
Kerstmuts
|
(Uit een advertentie van Super De Boer) |
|
Meneer Foppe heeft vannacht zeer onrustig geslapen. Hij droomde dat iedereen die vanaf vandaag de straat opging, verplicht was een rode kerstpuntmuts te dragen. Zo een met een witte rand en met een wit balletje aan de punt, zoals alle personeelsleden in zijn supermarkt op het hoofd hadden gezet. Omdat meneer Foppe liever doodgaat dan met zo'n muts de straat op, kon hij pas zaterdag de 27ste weer boodschappen doen. Gedurende de beide kerstdagen had hij zodoende 'niets in huis'. Hij schrok wakker uit de nachtmerrie toen hij, door de honger gedreven, bezig was zijn geraniums te bakken.
|
|
|
woensdag 3 december 2003 13:26 verstuur
Meer Meneer Foppe
een gratis audio-CD
|
'...gedwongen door de barre omstandigheden...' (tekening: Joep Bertrams) |
|
De novelle 'Meneer Foppe over de rooie' is een wintervertelling, waarin de verlegenste vrijgezel van Nederland, gedwongen door de barre omstandigheden, hulp zoekt bij de brutaalste Bekende Nederlanders: goeroe Grotebol ('Hoppaaaa!') en gebedsgenezeres Javinda. Een tragi-komische queeste. Op de boekensite van de VPRO kunt u een gratis audioversie van dit boek verkrijgen. Het boek is in zijn geheel voorgelezen door de auteur, van die opname zijn MP3-bestanden gemaakt, die u kunt downloaden en op een CD branden. Ook het hoesje wordt bijgeleverd. 'Meneer Foppe over de rooie' is VPRO's eerste MP3-BoekenCD.
|
|
|
dinsdag 2 december 2003 16:41 verstuur
Kansarm
|
|
Met groeiende verontrusting had meneer Foppe gisteravond het nieuws gevolgd. In alle journaals werd langdurig aandacht geschonken aan de plannen van de gemeente Rotterdam. Als meneer Foppe het goed begrepen had, was het zo, dat als je naar Rotterdam wilde verhuizen, moest je 'zeker 120% van het minimumloon' verdienen, anders mocht het niet. Altijd als hij de burgemeester van Rotterdam hoorde spreken, met die zware, diepe, deftige stem, vergat meneer Foppe te luisteren. Hij werd dan overvallen door dezelfde angst die hij als kleine jongen had gekend als hij bij Sinterklaas werd geroepen. Spontaan was hij dan altijd in gierend huilen uitgebarsten en na vijf minuten heftig tegengestribbel gaven zijn ouders het maar op - nooit had de kleine meneer Foppe de schoot van de Goedheiligman gehaald. 'Je moest zeker 120% van het minimumloon verdienen.' Nu koesterde meneer Foppe volstrekt geen plannen zijn veilige flatje in Uithuizen te verruilen voor een woning in Rotterdam, maar de bepaling had sinister genoeg geklonken, om bij meneer Foppe het paniekdenken in werking te zetten. Als je nu al moest aantonen een bepaald bedrag te verdienen om in Rotterdam te kunnen wonen, dan zou die maatregel binnenkort heus wel in het gehele land van kracht worden. En niet alleen als je ging verhuizen. Nee, zo dacht meneer Foppe al na een kwartier: binnenkort zouden ze ook in Uithuizen langskomen, twee politiemannen in burger, en als je niet kon aantonen dat je 'zeker 120% van het minimumloon verdiende' kreeg je één uur de tijd je koffers te pakken en je woning te verlaten. Jouw woning? Op de galerij stond een familie gepakt en gezakt klaar om jouw woning in bezit te nemen. Een rijke familie, dat zag je zo aan hun sjieke bontjassen en uitbundige flaphoeden. Maar viel hij nu wel of niet in de categorie 'kansarmen', zoals de gezochten steevast werden genoemd? Sinds twee maanden kreeg meneer Foppe AOW en hij had zich de koning te rijk gevoeld. Van zijn kleine pensioentje was het moeilijk rondkomen, maar nu, met de AOW erbij, zei hij wel eens glimlachend tegen zijn eigen spiegelbeeld in de badkamer, dus als niemand het hoorde: 'Zo meneer Foppe, jij zit goed in de slappe was. Jij zit er warmpjes bij!' Zijn geluk was dus van korte duur. Want misschien kwam het totaalbedrag van zijn inkomsten toch lager uit dan die 'zeker 120% van het minimumloon'. Waarom noemden ze niet gewoon een duidelijk bedrag. Waarom zeiden ze niet: 'Als je minder dan zo en zoveel euro verdient, mag je niet in Rotterdam wonen. En nergens niet! In heel Nederland is geen plaats meer voor arme sloebers!' Stom, maar meneer Foppe wist niet precies hoeveel het minimumloon precies bedroeg en als'ie er wel achter zou komen, bleef je toch met het woordje 'zeker' zitten. Je moest 'zeker 120% van het minimumloon' verdienen, had de burgemeester van Rotterdam onheilspellend gebromd. Ja, daar konden de politiemannen alle kanten mee uit. Als het een grote bende was in je woning, als er in geen veertien dagen was gestofzuigd, was je alsnog de pineut. Want alleen nette huurders mochten in hun woningen blijven wonen. Dat had hij in de krant gelezen. Als je er een puinhoop van maakte, de afwas liet staan en je bed niet opmaakte, was je een probleemgeval en dan kon je ook vertrekken. 'Maar ik verdien 120% van het minimumloon!', hoorde meneer Foppe in zijn hoofd zo'n probleemgeval jammeren. 'Dat is niet genoeg, heer,' zeiden de politiemannen, 'dat is het minimum van het minimumloon. Dat moet je ZEKER verdienen, ja? Maar daar begint het pas. Hier in Uithuizen moeten we 140% - in uw geval dus 160% - van het minimumloon verdienen, als we hier willen blijven wonen. En dat verdienen we niet. Dus wegwezen, ja?' En als je dan niet vlug genoeg je biezen pakte, kon je meemaken hoe mannen in witte overalls binnentraden, die het gehele huisraad over de rand van het balkon gooiden. Beneden in het plantsoen stond inmiddels een grote vuilcontainer opgesteld. Meneer Foppe sloot zijn ogen. In zijn oren klonk de verschrikkelijke knal waarmee zijn televisietoestel in de ijzeren bak uiteen spatte. Alle bewoners van het blok stonden buiten en juichten als ook de ijskast en het dressoir naar beneden zeilden. Meneer Foppes dagdromen sloegen meestal om in dagmerries. Wanneer was je eigenlijk kansarm? In Rotterdam vroegen ze naar je inkomen. Maar hoe konden ze op straat aan je zien hoeveel je verdiende? Daar moesten nieuwe criteria voor worden benoemd. Als je een ongewassen, ongestreken overhemd droeg bijvoorbeeld, of er hing een stuk van de voering onder je winterjas uit, of je had je schoenen niet gepoetst - volgens meneer Foppe konden ze zo makkelijk bepalen of je tot de kansarmen behoorde. De politie mocht toch iedereen aanhouden en preventief fouilleren? Misschien gingen ze binnenkort aan je ruiken. En als je naar zweet stonk, was het zeker dat je geen goeie deodorant kon betalen. 'U stinkt, meneer, u bent een kansarme viespeuk en u bent de klos, wilt u maar instappen?' En dan werd je in een politiebusje tot buiten de gemeentegrens gevoerd, uit de auto gegooid en dan moest je het maar verder uitzoeken. Zocht je onder een viaduct van de snelweg een plek om te slapen. Maar daar was geen plaats - het krioelde van de naar beschutting zoekende kansarmen. 'Rustig blijven', zei meneer Foppe tegen zichzelf toen hij met bevende hand een glaasje water dronk in de keuken. Hij had de afwas opgeruimd - zijn flatje zag er keurig en bepaald niet kansarm uit. Nee, kansarm was hij zeker niet. KansLOOS, maar dat was weer wat anders. In de giroloterij bijvoorbeeld was hij kansloos. Meneer Foppe had een paar jaar meegespeeld - met een automatische afschrijving ging dat heel makkelijk - tot hij zich op een avond voor de tv had gerealiseerd wat het betekende als je per ongeluk een prijs zou winnen. Er zou worden aangebeld en als je dan de onvoorzichtigheid beging open te doen, sprong er een raar opgewonden kaal kereltje naar binnen, die een grote envelop torste. En direct na het mannetje drongen ook tientallen brutale tv- en persmensen de flat binnen. En voor het oog van heel Nederland maakte het kale kereltje de envelop open en liet meneer Foppe het bedrag lezen dat hij had gewonnen: 25.000 euro! Nee, erger nog: 1 miljoen euro! 'Is het niet geweldig?', brulde het kale mannetje. En wat of meneer Foppe met dat enorme bedrag ging doen? En meneer Foppe kon met een hoge zenuwenstem alleen maar piepen: 'Ik weet niet... Niks!' Waarna alle aanwezigen in een bulderend gelach zouden uitbarsten. Nog diezelfde avond had meneer Foppe een lange brief geschreven aan de directie van de postgiroloterij, waarin hij omstandig uitlegde dat het hem speet, maar 'dat hij - door privé-omstandigheden gedwongen - niet langer kon meespelen in uw prachtige loterij'. Langzaam kwam meneer Foppe tot bedaren. Hij was weliswaar kansloos, maar als hij de flat keurig aan kant hield, wekelijks een wasje draaide en ook een paar meter van de gezamenlijke flatgalerij af en toe 's aanveegde, was hij zeker niet kansarm. Meneer Foppe ging in de grote fauteuil zitten en schakelde de televisie in voor het Tien Uur Journaal. Als de burgemeester van Rotterdam met die schrikwekkende bromstem nou maar niet weer nieuwe maatregelen zou aankondigen.
|
|
|
zaterdag 16 augustus 2003 11:13 verstuur
Per ongeluk oplichter
|
|
Toen meneer Foppe de bon al op het zakje had geplakt, bemerkte hij zijn vergissing. Hij had een zakje tomaten op de weegschaal gezet en per ongeluk op de afbeelding van de VLEEStomaten gedrukt. Voorzichtig probeerde hij de VLEEStomatenbon van het plastic te peuteren, maar dat lukte niet. Na een nieuwe bon voor de TOMATEN te hebben gefabriceerd - het prijsverschil bedroeg 1,18 euro - besloot hij de nieuwe bon over de oude te plakken. Gedurende de verdere tocht door de supermarkt, nam zijn onrust toe. Zou zo dadelijk de kassajuffrouw de dubbel geplakte bon op het zakje tomaten ontdekken? Zou zij om opheldering vragen? En als meneer Foppe niet uit zijn woorden kwam - en dat zou zeker gebeuren - zou zij de filiaalchef erbij roepen?
|
|
|
donderdag 7 augustus 2003 21:06 verstuur
Vies van zichzelf
|
|
En nog kan meneer Foppe niet besluiten in zijn blote overhemd de straat op te gaan. Akkoord, het mag dan op het onaangename af warm zijn, zonder colbert loop je er toch ongekleed bij, laten we het zo maar zeggen, Hij heeft zijn colberts op de hand gewogen en het lichtste uitgezocht, maar als hij weer thuis is gekomen, na de boodschappen in een slakkentempo te hebben binnengehaald, vreest hij het ergste. Vliegensvlug trekt hij het jasje uit om te kijken of er vieze zweetplekken op het rugpand zichtbaar zijn. Ja, jakkiebakkie, het jasje heeft doorgelekt! Maar de rug is niet helemaal kledder en het colbert is zwart, dus niet iedereen zal het vieze plekje hebben waargenomen, stelt meneer Foppe zich gerust. Dan ontdoet meneer Foppe zich van zijn stropdas en zijn rechterhand buigt hij even achter zijn hoofd, steekt hem in zijn overhemdboord en tast met afgrijzen in het koude zweet op zijn rug. Pas na een kwartier douchen - als meneer Foppe veronderstelt dat de benedenburen wel zullen denken: schandalig hoe die meneer Foppe tientallen liters kostbaar water verkwist - stapt hij enigszins opgekalefaterd uit de douchecel. Maar als de weerman van het Journaal aankondigt, dat het morgen wederom warm tot zeer warm zal worden, breekt hem, bij het vooruitzicht van nog zo'n vieze dag, spontaan het zweet uit - zweet dat eigenlijk voor morgen was bedoeld. Er zijn veel toestanden en dingen in het leven die meneer Foppe onaangenaam, ja, ronduit vies vindt. Maar meneer Foppe walgt het meest van een bezwete meneer Foppe.
|
|
|
donderdag 17 juli 2003 16:32 verstuur
Vaatdoekje
|
|
Toen meneer Foppe de afwas had gedaan, het bord en de beker van de middagbam had afgedroogd en opgeborgen, nam hij het aanrecht af met een doekje. Toen hij alweer op weg was naar de stoel bij het raam en zijn bibliotheekboek, schoot hem zijn laatste handeling te binnen. Hij bleef halverwege een pas even roerloos staan en het zou kunnen zijn dat hij zelfs van kleur verschoot. Wat had hij met het gele vaatdoekje gedaan? Hij had het met één hand uitgeknepen en het daarna teruggelegd op het aanrecht. 'Wringen! Met twee handen!,' hoorde hij zijn moeder zeggen, 'een doekje moet je niet knijpen maar wringen!' Ze had het meerdere malen gezegd als hij 's avonds hielp met afwassen en een enkele keer vergiste hij zich nog. 'Wat heb ik nu gezegd',' zei moeder, want ze kon streng zijn, 'niet met één handje knijpen, ben jìj nou een grote kerel?' Sindsdien had hij altijd het doekje gewrongen. Dag in dag uit, jaar in jaar uit, decennium in decennium uit. Moeder was er al elf jaar niet meer, maar meneer Foppe hield zich nog nauwgezet aan haar regels. En nu had hij een overtreding begaan. Hoe kwam hij er nou bij het doekje uit te knijpen? Dat hoorde toch niet? Waarom hoort het eigenlijk niet?, vroeg meneer Foppe zich af. Wat kan het schelen? Het doekje wordt toch net zo goed droog na knijpen als na wringen? De aarzeling duurde misschien vijf seconden. Toen ging meneer Foppe terug naar het keukenblok, pakte het vaatdoekje in beide handen, wrong het met een fikse ruk in elkaar, legde de vaatdoekrol weer terug en begaf zich opnieuw naar de stoel bij het raam. Beter zo, dacht meneer Foppe. Moeder had gelijk. In een vaatdoekje knijpen is iets voor domme jongens die niet weten hoe het hoort.
|
|
|
zondag 8 juni 2003 13:52 verstuur
Toen ik klein was
|
|
|
|
|
donderdag 3 april 2003 21:44 verstuur
Snelle opname
|
|
Wat meneer Foppe vanmiddag is overkomen...
Gewoontegetrouw was hij op de donderdagmiddag het boodschappengeld voor het weekend en de volgende week gaan pinnen in het bankhalletje op de Berkenlaan. Toen hij zijn pincode intikte zag hij dat zich voor de deur van het hokje een mevrouw had opgesteld, die haast had. Een keurige dame, met een roze alpinopet op en steunend op een rode paraplu. Ze keek hem met samengeknepen lippen aan en haar rechterhand beschreef rondjes door de lucht. 'Schiet 's op, man!' betekende dat, wist meneer Foppe. Hij knikte haar toe en maakte met open handen een verontschuldigend gebaar. Aan hem kon het niet liggen, hij was overgeleverd aan het tempo van de automaat. Hij koos voor de snelle opname van 250 euro. Bon? Nee. Anders koos hij altijd voor een bon, maar hij wilde de ongeduldig wachtende dame niet nog bozer maken. 'Een moment geduld' - gaf het schermpje aan. Ratel, ratel. Tik, tik. De dame tikte nu met haar paraplu op de glazen deur. Ja, ja. Het zweet brak meneer Foppe uit. 'Neem pas uit'. Gelukkig daar schoof de pas uit de gleuf. Snel stopte meneer Foppe het kaartje in een jaszak, opende de deur, stapte naar buiten, hield de deur open voor de dame, die zonder iets te zeggen haastig naar binnen stapte. Pas bij het afrekenen van zijn biefstukje bij slager Landman, besefte hij welke ramp hem was overkomen. Hij had bij het pinnen niet gewacht op het schermcommando: 'Neem geld uit'. Niet gewacht tot het bundeltje bankbiljetten uit de gleuf tevoorschijn gleed. Gelukkig had hij nog net genoeg geld op zak om het biefstukje te betalen. Pas na het avondeten waren zijn zenuwen bedaard en was hij in staat, bij een kopje koffie met extra stroopwafel voor de schrik, het voorval te reconstrueren. De dame was na hem het hokje ingegaan en had zonder twijfel het stapeltje bankbiljetten uit de automaat zien steken. Wat zou ze gedaan hebben? Had ze het geld naar het bankfiliaal op het Vlierboomplein gebracht? Naar het politiebureau bij het Gemeentehuis? Of... Meneer Foppe werd misselijk als hij aan die laatste mogelijkheid dacht. Onmiddellijk zag hij de scène voor zich: op een fel verlicht podium stonden tien keurige dames met roze alpino's, steunend op rode paraplu's opgesteld. Of hij zijn dame maar wilde aanwijzen. Nee, onmogelijk. Stel dat hij zich vergiste en een onschuldige dame verdween door zijn toedoen achter slot en grendel. Bij de bank gaan vragen? Ze zouden hem uitlachen. Hij kon geen bonnetje tonen. Ja, ze zagen 'in de computer' dat er 250 euro was afgeschreven van zijn rekening, maar wat konden ze met dat gegeven voor hem doen? Je geld niet uit de automaat nemen.... zoiets stoms kon niemand zich voorstellen. Nee, de 250 euro moesten als verloren worden beschouwd. Meneer Foppe begon ogenblikkelijk een lijstje bezuinigingsmaatregelen op te stellen. Geen lekkerbekje deze vrijdag. Geen pak chocoladevla voor de zondag. Voorlopig niet naar een nieuw zomerjack gaan kijken. De vaste lasten naar beneden bijstellen. - Meneer Foppe knipte meteen de extra schemerlamp naast het dressoir uit. - Minder tv-kijken. Niet driemaal, maar eenmaal per week douchen. Ach, dacht meneer Foppe, gaat lukken - binnen een maand heb ik de achterstand weggewerkt. Er zijn ergere dingen. Stel je voor dat je nu in Bagdad woonde. Zat je helemáál in het donker. Te wachten op... Meneer Foppe rilde van engheid.
|
|
|
woensdag 19 maart 2003 12:45 verstuur
Nederland is er klaar voor
|
|
Na lezing van dit artikel in de Volkskrant van gisteren, dacht ik: hoe zou mijn goede vriend meneer Foppe reageren op dit bericht?
Ik schreef onderstaand kort verhaal - Eigen verantwoordelijkheid - dat ik 's avonds voorlas in VPRO's radioprogramma Music Hall. De opname is onder de tekst geplaatst, dus u kunt, als het u leuk lijkt, meelezen door eerst het geluid aan te klikken.
|
|
|
woensdag 19 maart 2003 12:34 verstuur
Eigen verantwoordelijkheid
|
|
'Hoe is het mogelijk!' Verbijsterd had meneer Foppe even steun gezocht tegen de openstaande deur van de gangkast. 'Hoe kàn dit?' Wat was er gebeurd? Gewapend met de zaklantaarn die altijd klaarlag in de la van het dressoir voor als-de-stoppen-doorsloegen, was meneer Foppe zojuist gaan kijken in de meterkast in het halletje. In de donkere ruimte onder de plank met de gasmeter, had hij, sinds jaar en dag, zijn geheime noodrantsoenen verborgen. Was dat alles? Ongelovig bekeek hij wat hij had bovengehaald. Eén blik bruine bonen en één blikje tonijn in tomatensaus. Waar was zijn riante voorraad voor slechte tijden gebleven? Hoe moest je met twee blikken in godsnaam de oorlog doorkomen? Na lang nadenken in zijn leunstoel, met een kopje koffie voor de schrik, herinnerde hij zich een paar grijze zondagen waarop hij zichzelf had verwend met geroosterde boterhammen ruim belegd met tonijn in tomatensaus. Ook had hij wel eens een kilo noodsuiker aangebroken als het glad was op straat en hij niet naar de supermarkt durfde. 'O, wat stom! Had ik moeten aanvullen,' mompelde meneer Foppe, 'nu is het misschien te laat. Waarom hebben ze ons ook niet gewaarschuwd.' Met die 'ze' bedoelde meneer Foppe de regering, de autoriteiten. Want bij alle berichten over de naderende oorlog met Irak, had hij de laatste maanden steeds gedacht: 'Wat erg voor die mensen dáár. Maar wat betekent het voor óns? Wat moet ìk doen, wat moet ìk laten?' Maar meneer Balkenende had steeds gezegd, dat hij handelde 'vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid'. Hij had het woord 'verantwoordelijkheid' zo vaak herhaald, dat meneer Foppe er heel rustig van werd. Een minister-president met zo'n groot verantwoordelijkheidsgevoel, zal tijdig laten weten wat of de mensen in het land, dus wat ik moet doen, had hij zich gerustgesteld. Vanmorgen had hij eindelijk het krantenbericht gevonden waar hij zolang naar uitkeek. 'Draaiboeken voor oorlog gereed', luidde de kop. 'Nederland is klaar voor een oorlog met Irak', las meneer Foppe opgelucht. 'Althans op papier', las hij verder en dat klonk al minder overtuigend. En waar was het ministerie van Binnenlandse Zaken dan precies klaar voor? Meneer Foppe werd er draaierig van toen hij verder las: 'Voor rellen, verstoring van de voedsel- of drinkwatervoorziening, ontwrichting van de economie en een aanval met biologische wapens.' Er klaar voor? Op papier! Maar nergens kon meneer Foppe vinden wat hìj moest doen om er klaar voor te zijn. De rellen vormden geen probleem. Als je niet naar buiten ging, was je voor de rellen klaar. Maar voor voedsel en drinkwater móest je naar buiten. Met één blik bruine bonen en één blikje tonijn met tomatensaus, was hij er in geen geval klaar voor. Zou hij nu nog snel naar de supermarkt spurten en een kar volladen met blikken, flessen en pakken? Meneer Foppe moest er niet aan denken. Wat zouden de mensen zeggen? Die meneer zaait paniek. Die meneer wil alles voor zichzelf en niets voor anderen overlaten. 'Ho ho meneer Foppe,' hoorde hij de kassajuffrouw zeggen, 'hebt u het niet op de radio gehoord: u mag maar één blik bruine bonen per persoon kopen.' En hij zag zich onder de woedende blikken van de lange rijen klanten beschaamd omkeren met zijn kar, om alle pakken, zakken en blikken terug te zetten in de schappen. De hand van meneer Foppe beefde toen hij een laatste slokje koffie nam. En hoe kon je je klaar noemen voor een aanval met biologische wapens? Moest hij de ramen afplakken? Hij stond op en doorzocht de dressoirla, waaruit een zeer dun rolletje plakband te voorschijn kwam. Goed voor het raampje van de voordeur - door de vier grote ramen in zijn appartement kregen de bacteriën dus vrijelijk toegang. En ineens begreep hij wat meneer Balkenende, zijn minister-president, had bedoeld met het nemen van zijn verantwoordelijkheid. Hij sprak niet over meneer Foppe's verantwoordelijkheid, maar letterlijk over zijn eigen. Meneer Balkenende had vermoedelijk thuis al lang een voorraad aangelegd van honderd blikken bruine bonen en zeventig blikjes tonijn in tomatensaus en duizenden andere eet- en drinkwaren. De verpletterende waarheid drong langzaam tot meneer Foppe door. En - heel gek - hij werd er op slag buitengewoon rustig onder. Vastberaden bijna. En meneer Foppe had zich nooit eerder vastberaden gevoeld. Hij stond op, liep naar zijn keukentje, pakte de blikopener uit de keukenla en begon het blikje met tonijn in tomatensaus open te draaien. 'Wat kan mij het nog allemaal bommen', zei meneer Foppe hardop in zichzelf. Zijn stem klonk krachtig, onverzettelijk. 'Ik maak de hele boel schoon op, ik draai de deur op slot, ik doe de gordijnen dicht en ik ga in bed liggen. Ik zie wel wat ervan komt. Ik hoor het wel. Ik ruik het wel.' De vastberadenheid ging zelfs over in baldadigheid. 'Wat denkt'ie wel. Dat Lulletje Rozenwater. Ik neem mijn eigen ONverantwoordelijkheid. Ik ben er helemaal klaar voor.' En toen barstte meneer Foppe in een heftige, bijna niet te stoppen huilbui uit.
|
|
|
donderdag 26 december 2002 10:10 verstuur
Op de ochtend van de Tweede Dag
|
|
Vanmorgen werd meneer Foppe uitgerust en opgewekt wakker. Geen flardje enge droom was blijven hangen, constateerde hij opgelucht, sterker nog: hij had vast geslapen en helemaal niet gedroomd.
En het had vannacht anders kunnen uitpakken, want hij had naar een film op tv zitten kijken, die alle aanleidingen tot enge dromen bevatte. Grote, zwarte geestverschijningen, met gele priemende oogjes, een tocht over een mistig kerkhof, waar de hoofdrol zijn eigen graf kreeg te zien... Meneer Foppe had weer eens naar het kerstverhaal van de oude vrek Scrooge zitten kijken, de zoveelste verfilming. En omdat hij het verhaal van buiten kende en wist dat het goed afliep, kon hij alle engigheid best aan. Ja, lìep het verhaal wel zo goed af... Eigenlijk was voor meneer Foppe het slot veel enger dan alle spoken en graven bij elkaar. De oude Scrooge haat Kerstmis en is gemeen en slecht voor zijn familieleden en ondergeschikten. Pas nadat drie enge geesten hem met de neus op de afschuwelijke feiten hebben gedrukt, schrikt Scrooge wakker - het was allemaal een droom - en is hij op slag veranderd in een vrolijke oude baas, die zijn familie en klerk overlaadt met gaven en goederen. O, o, wat is iedereen blij en gelukkig en host en danst en lacht zich een kriek. Nee, die laatste tien minuten van de film, die overdreven vrolijkheid en aandachttrekkerij... dat zijn voor meneer Foppe nou juist de spookbeelden. Stel je eens voor, dat hij de ramen van zijn flatje zou opengooien en naar de mensen beneden bij de bushalte zou roepen: 'Dag lieve mensen, ik wens jullie allemaal een Goed en Vrolijk Kerstfeest!!' En dat hij dan de straat op zou gaan en voor wildvreemden zijn pet zou afnemen en veel te hard zou roepen: 'Fijne dagen en een Gelukkig Nieuwjaar gewenst!!' Verschrikkelijk. Al die mensen die naar hem zouden omkijken. 'Wat is dat voor een gekke meneer?' Het zweet brak meneer Foppe uit - een nachtmerrie op klaarlichte dag. Het was nu tien uur. Zou hij de kerstster voor het raam al aandoen? Het was de enige versiering in zijn appartement. Aan Kerstmis deed hij verder niets, er zou niemand komen en hij ging nergens heen. En dat beviel hem opperbest. Een kerstboom? Die had je toch helemaal niet nodig? In elk tv-programma stond wel ergens een opgetuigde boom op de achtergrond, mooier versierd dan hij ooit zelf zou kunnen. Als je wilde, had je de hele dag de mooiste boom in huis. Die kerstster met tien elektrische lampjes had hij meer voor de buitenwereld opgehangen. Dat ze in de buurt niet zouden denken: 'Wat ongezellig is het daar, die meneer doet niet aan Kerstmis. Die meneer Foppe lijkt wel wat op die ouwe vrek Scrooge van de tv!' Nog maar een uurtje wachten. Anders zouden ze denken: 'Kijk die meneer Foppe eens overdrijven, zo vroeg in de ochtend alle lichtjes al aan. Zonde van de stroom.'
|
|
|
dinsdag 26 november 2002 12:50 verstuur
Een onmogelijke expeditie
|
Meneer Foppe |
|
Boodschappen doen in de supermarkt bleef een moeilijke opgave. Het uitstallen van je bullen op de lopende band bij de kassa, onder de ogen van wildvreemden - meneer Foppe hield er niet van. Eenmaal per jaar werd de expeditie zelfs bijna onmogelijk te volbrengen. Nieuw toiletpapier. Gezien worden met een pak toiletpapier. Waarom vond meneer Foppe het zo gênant een pak rollen op de band te plaatsen, dat het zweet, onder zijn pet uit, langs zijn gezicht liep? Hoe hij zich ook probeerde gerust te stellen door voortdurend te prevelen - 'het is toch heel gewoon, iedereen heeft wc-papier nodig' - het hielp allemaal niks. Met zo'n pak liep je compleet voor gek. En het ergste was, dat je een groot pak met twaalf rollen niet in je boodschappentas kon bergen - je moest er open en bloot mee over straat. Ja, je kon een pakje van drie rollen kopen, maar dan herhaalde de nachtmerrie zich om de drie maanden. Met een groot pak kon meneer Foppe een jaar toe. Hij had het zorgvuldig berekend. Iedere rol - het stond op de zak - bevatte 200 vel; als hij tussen de 6 à 7 velletjes per dag gebruikte, deed hij 1 maand over 1 rol. Als hij aan zijn laatste rol toe was, stelde hij zich op rantsoen (2 velletjes per dag), maar het verschrikkelijke moment kwam onherroepelijk, als hij het laatste, 2400-ste velletje van de 12e kartonnen binnenrol scheurde. Een paar jaar geleden werden de openingstijden van de supermarkten verruimd. Een geluk bij een ongeluk. Als meneer Foppe het grote pak in november kocht, 's avonds om zeven uur, was het buiten donker en werd de tocht naar huis, met de boodschappentas in de ene hand en het pak wc-papier in de andere, iets minder zwaar.
|
|
|
zondag 20 oktober 2002 10:03 verstuur
Natuurbehoud
|
|
Nadat meneer Foppe vanmorgen in het radioprogramma Vroege Vogels had gehoord dat de kabeljauw, wegens overbevissing van de Noordzee, met uitsterven wordt bedreigd, besloot hij spontaan aanstaande vrijdag zijn wekelijkse stukje gebakken kabeljauwfilet NIET te gaan kopen in de viswinkel.
'Weer een vis gered,' dacht meneer Foppe tevreden, 'dan haal ik wel een pakje vissticks in huis. Ook goed. Voor de natuur moet je iets over hebben.'
|
|
|
dinsdag 7 mei 2002 18:07 verstuur
Het stemprobleem
|
|
KORT VERHAAL Meneer Foppe pakte het gevouwen papier dat rechtop tegen de vaas op het dressoir stond geleund, ging er mee aan de grote tafel zitten en vouwde het open. Hij draaide het vel met de lange lijsten om en las aan de rechterachterkant, voor de zoveelste keer de teksten bij de drie plaatjes.a 'Hoe te stemmen met de stemmachine', stond er in dikke, forse letters boven. Meneer Foppe herinnerde zich zijn geschutter bij de voorvorige verkiezingen, toen hij in het gymnastieklokaal van de school in de Vlierboomstraat, ineens niets vermoedend voor het grote paneel met de knopjes stond. Hij had, zoals altijd, gerekend op een potlood en dat je een rondje rood moest kleuren. Je kreeg dan rustig de tijd, je stapte met je opgevouwen papier naar buiten, liet het in de gleuf van een bus zakken en klaar was kees. Makkelijk. Had hij zo vaak vader zien doen en zelf gedaan. '1. Zoek de naam van de kandidaat van uw keuze... ' Ja, dat was toen heel pijnlijk. Voor hij erachter kwam dat de rijen knopjes overeenkwamen met de lijsten op het papier, had de strenge mevrouw die in een stoel vlak naast het paneel zat, al twee keer gevraagd 'of het lukte'. 'Druk op de naam van de kandidaat van uw keuze. ' Op een voorbeeldplaatje was een hand getekend die met de wijsvinger op de vijfde rij, het vijfde knopje van boven aanwees. Hij draaide het papier om en zocht op de vijfde rij naar de vijfde plaats en las: Vendrik, G. C. M. (Kees). Had hij die meneer Kees Vendrik ooit op de televisie gezien? Hij dacht van niet. Wie was Kees Vendrik? Wilden ze dat hij ging stemmen op een meneer die hij niet kende? Plaatje 2 bracht hem nog verder in verwarring. 'Controleer of de naam van uw keuze juist is. Indien niet akkoord druk nu wel op de naam van de kandidaat van uw keuze. ' De getekende wijsvinger wees hier naar het derde hokje van de vierde lijst en bij bestudering van de voorkant kwam hij erachter dat de vinger op Dittrich B.O. (Boris) wees. Boris Dittrich, ja, die naam zei hem wel wat... Was dat niet die meneer met die goedgekamde krullen? Die kwam vaak op tv. Indien niet akkoord... wat bedoelden ze precies? Was Kees Vendrik niet akkoord en Boris Dittrich wel? Meneer Foppe werd met de minuut zenuwachtiger. En hij was al zo trillerig geworden toen hij vanmorgen zijn halfje wit en halfje volle melk was gaan halen in de supermarkt. Daarbij was hij de sigarenzaak van De Vries gepasseerd en in het voorbijgaan zag hij in een flits op de krantenvoorpagina's in de buitenstandaard de grote foto van een liggende man op straat. Geschrokken draaide hij zijn hoofd weg. Ineens schoot hem de avond tevoren weer te binnen. De vreselijke tv-beelden, een ambulance, een helicopter, een begrafenisauto, de mannen van de praatprogramma's die tot laat in de avond met wapperende handen door elkaar zaten te hardpraten. Toen hij er eindelijk toekwam de tv uit te knippen, merkte hij dat zijn handen beefden. Hij was in zijn keukentje een pannetje melk gaan warm maken. De beker melk, met een lepel honing erin opgelost, kreeg hij zonder morsen opgedronken en daarna had hij zijn pyama aangetrokken en was in bed gaan liggen. Het slaapdrankje werkte gelukkig. Toen hij vanmorgen wakker werd, leek het of hij naar had gedroomd. Het was allemaal niet waar... het kon niet waar zijn. De krantenfoto drukte hem op de vreselijke waarheid: meneer Glansman was dood. Toen hij z'n boodschapjes had gedaan, wist hij niet hoe snel hij naar huis moest teruglopen. Hij ging in de grote stoel zitten, keek stilletjes voor zich uit en dacht aan vader. Wat zou die hebben gezegd over alles wat er was gebeurd? Vader en moeder hadden hem, toen'ie tien jaar was, voor het eerst naar het stemmen meegenomen in de Vlierboomschool. Z'n eigen school - trots wees de kleine meneer Foppe zijn moeder naar het plafond waar de ringen hingen. En toen vader het stemhokje binnenging, mocht de kleine meneer Foppe mee. Vader had hem geleerd dat je altijd moest stemmen op de eerste plaats van de eerste lijst. Of was dat wel zo? Stond meneer Drees toen ook al op de eerste lijst? In ieder geval was die meneer de nummer 1 van vaders partij. Thuis hing voor het raam een groot rood affiche. Meneer Foppe huiverde. Stel je voor dat hij nu, voor het raam van zijn eenpersoons-appartement ook zo'n affiche had hangen. Hij woonde op de eerste etage van het flatgebouw, maar als hij naar beneden keek en de afstand schatte, was hij er zeker van dat die wildemannen, zoals hij ze gisteravond op het Plein in Den Haag bezig had gezien, heel makkelijk met een steen zijn ruit konden ingooien. Later, toen hij zelf ging stemmen, was het op zo'n stemdag ook nog gezellig en feestelijk toeggegaan. Hij liep dan opgewekt naar zijn oude school, zeker van zijn zaak. 'Meneer Foppe H.G', las de voorzitter achter de tafel. 'En dat ben ik!', had meneer Foppe in een overmoedig jolige bui wel eens durven roepen. In het hokje maakte hij met het potlood het eerste rondje van lijst 1 rood, - alsof hij het dagelijks deed - liet het biljet in de gleuf van de bus zakken, lichtte zijn hoed en wenste de commissie achter de tafel een prettige voortzetting. Voor hij de zaal uitstapte inspecteerde hij nog even de ringen. Akkoord. Pompompom. Plicht gedaan. Zo had hij op meneer Den Uyl gestemd en de laatste twee keer op meneer Kok. Mede namens vader, daar was hij van overtuigd. Maar toen meneer Kok vorig jaar had gezegd dat hij ging stoppen, was de verwarring bij meneer Foppe begonnen. Die meneer Melkert... Ja, was dat nou wel een meneer voor op de eerste plaats? En steeds vaker kwam die meneer met dat kale hoofd op tv. Wat een rare meneer was dat. Meneer Foppe ging altijd een beetje rechterop zitten als'ie sprak. Hij had van die glanzende ogen in zijn glanzende hoofd en als'ie lachte, glimlachte meneer Foppe mee. Meneer Glansman, noemde hij hem. Meneer Foppe zei het wel 's hardop, als'ie 'm ergens in een programma zag binnenkomen, boven iedereen uitstekend: 'Dag meneer Glansman!' Wat zou vader van hem hebben gevonden? En hij had al 's op het grote vouwpapier gekeken naar de plaats van meneer Glansman in de lijsten. Zijn naam stond in het eerste hokje van de laatste lijst. Nou, dacht meneer Foppe, bij het stemmen met het knopjesbord is dat eigenlijk net zo makkelijk als drukken op het eerste hokje van de eerste lijst. Er ging geen dag voorbij of Meneer Glansman was op tv te zien. Meneer Foppe ging zelfs naar 'm zoeken - hij zat zelden meer rustig in zijn stoel een favoriet natuurprogramma uit te kijken - rusteloos drukte hij op zijn afstandsbediening tot hij meneer Glansman weer op het netvlies kreeg. Het verwarrende voor meneer Foppe was, dat meneer Glansman en vaders meneer Melkert - je kon het zien - dat boterde niet. Ze zaten regelmatig op elkaar te vitten en meneer Foppe wilde dan graag vaders meneer Melkert de hand boven het hoofd houden door het met hem eens te zijn, maar hij kon nooit precies navertellen wat meneer Melkert had gezegd. Terwijl meneer Glansman altijd dingen zei, waarvan je dacht dat ze glashelder waren. In een flits zag meneer Foppe die afschuwelijke krantenfoto weer voor zich. Die meneer op straat, dat was meneer Glansman niet meer. Meneer Foppe schudde even met zijn hoofd, in de hoop dat het beeld eruit zou worden geslingerd. Zorgelijk boog hij zich weer over het vouwblad. '3. Druk op rode stemknop... U heeft gestemd. ' Op het derde plaatje wees de getekende vinger naar een witte knop. Dus in werkelijkheid was die witte knop straks rood? Hadden ze niet met rood kunnen drukken, dat maakte het een stuk eenvoudiger. Naast de witte knop stond: niet akkoord, druk op naam van gewenste kandidaat. Er was een pijl getekend in de richting van de witte knop. Maar hij was toch al niet-akkoord gegaan met Kees Vendrik? Nog meer verwarring. In het Achtuur Journaal had hij meneer Kok horen zeggen, dat de verkiezingen gewoon doorgingen. Gelukkig maar, want uitstel, betekende meer zenuwen. Hij wist nu helemaal niet meer wat hem volgende week te doen stond. Toch maar weer hokje 1 van lijst 1' Of hokje 1 van de laatste lijst? Om als het ware meneer Glansman alsnog te bedanken voor de leuke uurtjes op tv? Het was pas negen uur, maar meneer Foppe ging nu alvast de melk warm maken in het steelpannetje. Hij moest morgen maar een heel pak volle melk kopen; de komende dagen zou hij nog veel slaapdrankjes nodig hebben. Toen hij in bed lag en de zaak nog eens overdacht, werd het stemprobleem hem pas goed duidelijk. Moest hij volgende week voor het eerst in zijn leven gaan stemmen op een meneer die misschien niet door vader werd goedgekeurd? Of, nog moeilijker: moest hij gaan stemmen op een meneer die niet meer leefde? 'Zoek de naam van de kandidaat... Indien NIET AKKOORD druk nu wel op de naam van uw keuze.' Met een denkfrons in zijn voorhoofd, knipte meneer Foppe de lamp op zijn nachtkastje uit.
|
|
|