Als meneer Foppe weer eens aan vroeger denkt, wil hij graag het album met zijn kinderfoto?s erbij pakken om zijn herinneringen te controleren op onjuistheden.
En al bladerend komt hij dan zeker de ?erge? foto tegen. Hij wil de bladzijde het liefst overslaan, maar kijkt toch. Het is een schokkende foto. Vader heeft er in zijn mooie handschrift onder geschreven:
Vijf jaar. Ons kleine nudistje.
De kleine meneer Foppe staat in het achtertuintje, wijdbeens, met zijn handen in zijn zij, zijn hoofd is bedekt met een conducteurspet en voor de rest is hij helemaal bloot. In zijn spiernakie staat de kleine meneer Foppe daar, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.
Meneer Foppe kan het nog altijd niet geloven dat de kleine meneer Foppe ooit zoiets heeft gedurfd. Helemaal bloot in de open lucht.
Meneer Foppe moet soms zijn hoofd even wegdraaien van engheid, maar dan kijkt hij weer. De foto is gelukkig een beetje onscherp, rond het middeltje van de kleine meneer Foppe is het vaag, zijn plasser een onduidelijk vlekje.
De vragen komen vanzelf en tollen door zijn hoofd. Bijvoorbeeld: wie waren er allemaal aanwezig toen deze foto werd gemaakt? Vader was er, hij had de foto met zijn boxje genomen. Moeder was er altijd, dus nu ook. Wie nog meer? Wie heeft meneer Foppe bloot gezien?
De buren, de familie Heuvelaar!
Natuurlijk hebben die het gezien. Misschien waarschuwde men elkaar. ?Jongens, kom eens gauw naar het balkon. Bij de Foppes in de tuin... je weet niet wat je ziet!?
Zouden de twee meisjes Heuvelaar, ze zullen iets ouder dan hijzelf zijn geweest, de blote plasser van de kleine meneer Foppe hebben gezien?
Waarom had moeder hem zijn zwembroek niet laten aantrekken?
Speelde hij in de zomer van zijn vijfde jaar bij mooi weer wel vaker bloot in de tuin?
Stonden de meisjes Heuvelaar dan verscholen achter het muurtje van hun balkon op eenhoog, proestend en elkaar aanstotend, zonder dat de kleine meneer Foppe er erg in had?
Voor meneer Foppe van nu is de veronderstelling een zekerheid geworden: de meisjes hebben hem bloot gezien. Weliswaar een halve eeuw geleden, maar dat maakt voor meneer Foppe niets uit. Hij krijgt er alsnog een rood hoofd van.
Hij kijkt weer naar de foto. Toch is het niet het vage plassertje dat zijn meeste aandacht trekt. Nee, dat is zijn gezicht onder de kartonnen conducteurspet. Meneer Foppe kijkt namelijk triomfantelijk. Trots. Hier sta ik, kijken jullie allemaal maar goed. Of hebben jullie soms nog nooit een jongen in zijn blote plasser gezien?
Heb ik wat van jullie aan soms?
Mag ik even uw kaartje zien?
Was dat apetrotse, blote conducteurtje wel de kleine meneer Foppe?
Meneer Foppe kan het elke keer bijna niet geloven.
(Uit: Meneer Foppe in zijn blootje - Uitgeverij De Harmonie, 1994)