|
- Wat heb je daar voor een rare plek?
- Waar? O, dat. Ja, weet ik niet.
- Een open wond...
- Nou, open... het doet geen pijn.
- Je hebt een open wond en je weet niet hoe je eraan komt?
- Geen idee. Heeft iedereen toch wel ergens?
- Ik niet. Als ik een wond heb, weet ik precies waaraan ik me heb gestoten. Of dat een mes uitschoot, of een nagelschaartje. Dat doet toch pijn? Dat wéét je toch?
- Ja, grote wonden, japen, gaten. Niet te stelpen bloed. Waardoor je snel op zoek gaat naar pleister of verband. Dat dan - zal je altijd zien - net op is. Nee, dit zijn wondjes van onbeduidende botsingen, die misschien even pijn doen, maar die je zo weer vergeet. Ja, noem ze maar zo: vergeetwondjes. Die heb jíj ook, weet ik zeker.
- Ikke niet. Ik ben helemaal gaaf.
- O ja? Laat je benen maar 's zien... Aha! En wat is dát voor litteken dan? Ziet er vers uit.
- Een litteken...? Waar? Jeetje, wat een haal. Waar heb ik die opgelopen?
- Ja, dat weet ík niet.
- Ben ik ergens vorige week tegen een lage tafel aangelopen? Geen flauw idee.
- Vergeetwondje!
- Raar idee. Zit je helemaal onder de butsen en schrammen en open wonden en je hebt geen flauw idee hoe je eraan gekomen bent.
- Nou, als het eenmaal zover met je is gesteld, vergeet je wel meer dan alleen die paar vergeetwondjes, hoor.
|