Jazzfestival: hoe groter het podium, hoe indrukwekkender het instrumentarium, hoe slapper de slappepapmuziek.
Begin jaren zestig was hij een sensatie op de jazzpodia.
Eén keer heb ik hem zien optreden in het Concertgebouw, de blinde blazer die in zijn eentje een bigband bespeelde.
Roland Kirk speelde in de eerste plaats tenorsaxofoon, maar als hij het podium betrad, hing een grote collectie blaasinstrumenten om zijn nek - ongebruikelijke, zoals de manzello en de stritch, dwarsfluiten, neusfluiten en sirenes.
Hij bespeelde ze allemaal tegelijk.
En goed, want Kirks optreden was geen kermisact - hij speelde ook met grootheden als Charles Mingus en John Coltrane.
Ik laat een nummer horen (wel erg basaal, maar uit 1969, toen veel jazz terugverwees naar de roots), waarop Kirk tekeergaat - met veel gespetter, gestamp en geblaasmompel.