Helemaal niet erg dat de kleintjes zich zorgen maken. Humna! Net goed!
Wij, Lange Lummels, zijn in vroeger tijden lang genoeg uitgelachen en weggehoond door de kleine opdondertjes om nu geen mededogen te voelen.
En van ?groeidokters? waartegen kon worden gezeurd en geweeklaagd, had toen niemand ooit gehoord.
Bij gymnastiek moesten we naar lengte gesorteerd aantreden. Van klein naar groot. Ik was met m?n twee meter al op m?n vijftiende de laatste van de rij.
De gymnastiekleraar was een klein, fanatiek kereltje. In de vijftig al, denk ik, maar hij weerde zich kranig.
Als we ringen hadden, deed hij een paar ijzingwekkende vogelnestjes en salto?s voor, met een hoge perfecte afsprong na. Op de vloer geland, boog hij met gestrekte armen nog even overdreven door, alsof?ie een volle tribune en een jury moest behagen, de opschepper. (Zielepiet ook - stoerdoen voor een paar jongens!)
?En nu jullie!?
De kleinen natuurlijk eerst. En die konden de vogelnestjes en handstanden en salto?s meteen vlekkeloos nadoen.
Ik was de hekkensluiter. De brokkenpiloot. De Kluns der Lummels.
Hangend aan de ringen, kreeg ik mijn te lange stakerige benen niet eens over mijn knalrooie kop heen gekanteld.
De leraar liet mij net zolang bungelen tot alle kleine pestkoppen waren uitgelachen.
Maar mijn wraak kwam.
Op een warme dag in mei, hadden we buitengym op het veld achter de school.
Speerwerpen!
We stonden in de bekende volgorde aangetreden, onze houten speren met de ijzeren punten in het gras gestoken aan de voet.
Eerst gooide de gymleraar. Met perfecte kruispassen kwam hij aanstormen en hij zwiepte de speer een ontzag inboezemend eind het veld op, waar?ie mooi in de grond bleef staan natrillen.
Een voor een mochten we gooien - eerst de kleinen natuurlijk weer - maar geen van de worpen kwam ook maar in de buurt van die van het parmantige leraartje.
Hij had zijn duimen onder zijn oksels gestoken en liep pauwig, met de borst vooruit, langs de rij, ervan overtuigd dat hij die jongetjes weer ?s op hun nummer had gezet.
Jullie weten nu allang waar dit heengaat.
De laatste uit de rij was aan de beurt. De leraar trok zijn bekende meewarige grijns.
De speer lag lekker in m?n hand. Ik nam een aanloopje, ik boog mijn lange, lange, lekker lange arm naar achteren en wierp de speer met een extatische schreeuw het heelal in.
Eerst keek ik naar het gezicht van de leraar.
Diens pesterige grijns ging langzaam over in opperste verbijstering. De duimen gleden uit de oksels.
Nu keek ik naar het veld. De landingsplaats van mijn speer lag zeker tien meter vóór op die van de verslagen leraar.
Ik heb hier meerdere malen betoogd dat ik niets van sport weet en er niets om geef.
Er is één uitzondering.
Is er speerwerpen op de buis, dan ga ik rechtop zitten en als de werper werpt, schreeuw ik vanuit mijn tenen met hem mee.
Tegenwoordig staan bij gymnastiekles de langste leerlingen voorop in de rij, de kleintjes bungelen achteraan.