Mijn meest dierbare en met de grootste zorg omgeven apparaat.
Een toverlantaarn is het geloof ik niet - bij ons thuis werd het steevast De Vergrotingskoker genoemd. Het apparaat stamt vermoedelijk uit de jaren dertig.
Als mijn vader een voorstelling gaf, werd een laken tegen de huiskamergordijnen gespeld en het apparaat op twee meter afstand op tafel gesplaatst.
Twee kolossale lampen van 200 Watt, elk met een eigen stekker, zorgden voor een helder beeld op het laken.
De voorstelling bestond uit series Flipje, het Fruitbaasje van Tiel.
Een ?film? telde tien plaatjes met bijbehorende versjes.
Een plaatje werd in een metalen houder geplaatst en (ondersteboven!) in de vergrotingskoker geschoven, waarna mijn vader het versje voordroeg. Alle plaatjes en teksten had hij op karton ?van de zaak? geplakt.
Na drie, of vier ?Flipje-films? volgde het allermooiste.
Als je het luikje in de achterkant van de vergrotingskoker opende, kon je je hand voor het zo ontstane gat houden, waardoor het lichaamsdeel levensgroot op het doek werd geprojecteerd.
Je vingers als spinnenpoten laten bewegen leverde een behoorlijk griezelig beeld op. Bang kon je worden, van je eigen hand!
Nog sterker: boog je je hoofd ondersteboven of van opzij voor het gat dan verscheen je gezicht dus voor de verbaasde toeschouwers op het laken. En als je er bij praatte, kon je een echte voorstelling geven. Die je zelf helaas niet kon zien.
Van mijn vijfde tot mijn vijftiende heb ik dat vele, vele malen gedaan.
Zo speelde ik, al ver voor de komst van het medium in Nederland, televisietje voor mijn vader en moeder. (Wat is het toch bevredigend als je kunt zeggen dat ?het er altijd al heeft ingezeten?!)
De tekst bij het hier vertoonde Flipje-plaatje (nummer 10, van serie 6):
Ten slotte waren ze dan thuis.
Maar jongens, wat een strop!
Daar was het eten net gedaan
En alles was schoon op.