'Wat wil je later worden?'
Toen ik op veertienjarige leeftijd moest kiezen, wist ik het zeker: scheikundig ingenieur. Aan het eind van de derde klas koos ik dus voor de bètavakken: hbs-b.
Wat me in scheikunde zo aantrok, kan ik me niet meer indenken. Waarschijnlijk koesterde ik het romantische beeld van eigenzinnige geleerden die in hun laboratorium geheimzinnige proeven doen en de mensheid versteld doen staan met hun vondsten. De tegenpool van de waanzinnige professor Lupardi?
Mijn vader - groot natuurkenner - had er zich bij neergelegd dat ik zijn droom niet zou waarmaken; ik interesseerde me niet voor de natuur en werd dus geen landbouwkundig ingenieur.
Maar de foto bewijst dat hij mijn keuze voor de scheikunde van harte ondersteunde.
Hier zit ik in mijn eigen laboratorium, dat was ingericht in een kamertje op zolder. Ik deed er de proeven na uit de scheikundelessen.
Mijn lab? Door de foto goed te bestuderen begrijp ik nu dat het ook mijn vaders laboratorium was.
Hij had gezorgd voor de flessen en potten met chemische stoffen en het rek tegen de wand.
Hij timmerde het bijtafeltje tegen de oude badkamertafel met marmeren blad.
Hij wist reageerbuizen, retorten, pipetten en statieven te versieren op 'de zaak', het gemeentelijk electriciteitsbedrijf, waaraan ook een laboratorium was verbonden.
Hij legde een gasleiding aan, zodat ik met een bunsenbrander de vloeistoffen kon verwarmen.
Ik herken ook het zelf vervaardigde detail waarop hij zo trots was: het rode lampje dat ging branden als de gaskraan werd opengedraaid.
Ook had hij buiten, op de gang boven de deur van het lab, een rode waarschuwingslamp aangebracht, die aangaf dat niemand onverhoeds mocht binnentreden als de vloeistoffen stonden te pruttelen en de mengproeven een aanvang namen, soms gepaard gaand met rookontwikkeling en ontploffingsgevaar.
Ik herken het pronkstuk: het destillatie-apparaat, een wonder van glasblaaskunst. (Het steekt achter mijn rechterhand diagonaal de ruimte in.) Een lange buis, met daarin een ander, spiraalsgewijs gedraaid glazen kanaal.
Wat graag kwamen jongens uit de klas bij mij hun scheikundehuiswerk maken.
O ja, er hing ook een bord, door mijn vader met groene schoolbordenverf bestreken, waarop wij met krijt de chemische formules konden uitwerken.
En, schiet me nu te binnen, hij had zelfs een kap gemaakt die giftige dampen kon afzuigen.
In de vijfde klas werd duidelijk dat de b-richting hoofdzakelijk minder romantische vakken omvatte. Wis- en natuurkunde gingen me veel moeilijker af.
In dat jaar werd ik gegrepen door de gedichten van Lucebert en Remco Campert en de romans van W. F. Hermans.
Met veel bijlessen en geploeter haalde ik het diploma hbs-b, waarna ik Nederlands ging studeren aan de Haagse School voor Taal- en Letterkunde.
En ook dat kreeg de goedkeuring en medewerking van mijn vader, die immers zelf korte verhalen en kronieken in het personeelsblad schreef.
Weer zo'n romantische misvatting: als je zelf gedichten probeert te schrijven Nederlands gaan studeren .
Toen ik binnen een jaar de studie staakte en me aanmeldde bij een opleiding tot radiocabaretier, was mijn vader het daar niet mee eens.
Het verdere verloop van mijn werkzame leven heeft hij niet mee kunnen maken. Hij kreeg de ziekte waarvan toen niemand de naam durfde noemen.