Vreemde ochtend.
Als ik om zeven uur de gordijnen openschuif, zie ik een stralende volle maan laag boven de huizen aan de overkant in de donkerblauwe lucht.
Ik pak mijn camera en ga de straat op. Schrijf ik een variant op het kerstverhaal, waarin niet een ster ons de weg zal wijzen, maar de maan? Waarheen? Nog geen idee. Vermoedelijk niet naar Bethlehem.
Op het wegdek ligt hier en daar een dunne laag ijs, dus loop ik met stramme benen, beducht op een uitglijder.
Ik krijg de maan niet goed in de camera. De lichten van de straatlantaarns verknoeien het effect.
Na een fikse wandeling raak ik buiten de bebouwde kom en daar hangt de maan vrij en geheimzinnig boven de mistige weilanden.
Weer krijg ik hem niet voluit in beeld - ik moet toch ?s in de gebruiksaanwijzing lezen hoe ik goede nachtopnamen maak.
Om nu het natte weiland en de nevel in te stappen om te gaan ontdekken waar de maan mij zal brengen, gaat me te ver.
Het begint licht te worden en ik loop terug naar de bewoonde wereld. Ik besluit via een omweg door het centrum naar huis terug te keren. De winkelstraten liggen er verlaten bij en nu is het de beste gelegenheid alsnog de kerstetalages te bekijken.
Voor de ruit van een slagerij word ik gevangen door de waanzinnige uitdrukking in de ogen van een kerstkabouter. Hij heeft een hertje in zijn armen en hij zit pontificaal op zijn zetel, een oude slagerssnijmachine van de firma Berkel. Zijn grote rechterjat omklemt het keeltje van het onschuldige reetje.
Dit is ?m: de Dierenbeul van Kabouterland.
Neemt deze slagerij in de kersttijd zijn slachtoffertjes af?
Thuisgekomen hoor ik op het radionieuws over de grote rampzalige aardbeving in Azië.