De dichter Sijmen van Woelgeest was vanavond somber gestemd. Het leegmakende gevoel te zijn verbannen uit de Eigen Tijd had bezit van hem genomen.
Hij had een boot gemist.
Zoveel petities, verklaringen en oproepen waren de afgelopen dagen in de media verschenen en zijn naam stond er niet bij.
Graag had hij meegedaan aan het nieuwe beschavingsoffensief en opgeroepen tot bescherming van het vrije woord, mogelijke oplossingen aangedragen, het wij-gevoel versterkt. Maar hij was niet gebeld, aangeschreven of gemaild.
Waarom hadden ze hem niet gevraagd?
?Ik begrijp het niet,? mompelde Van Woelgeest en hij schonk zich een derde dubbele Nijptang in, ?ik ben toch ook een van ons??
De drank ontplofte van binnen.
?Laat ik morgen echt ?s beginnen! Al die lui lullen wel mooi, maar wat doen ze eraan.?
Sijmen wist nu al dat hij morgenochtend niet in staat zou zijn uit bed te klimmen.
Hij stond op om naar het toilet te gaan, maar de duizeligheid overviel hem en hij sloeg bijna tegen de grond.
?Ik ga morgen naar Wijk Zandhoek,? wankelend greep hij net op tijd de tafelrand, ?ga ik gewoon een beetje kijken of alles netjes is. En zo niet, zeg ik er wat van. En ik ga een allochtone familie een hand geven. Heb ik ook nog nooit gedaan. Ik ga ze iets vertellen van onze geschiedenis. En ik ga een paar van mijn gedichten voordragen. Ergens moet een begin gemaakt.?
Hij was vergeten waarvoor hij was opgestaan, liet zich weer in zijn stoel vallen en schonk nog ?s in.