|
- Wat zeg jij: Nóórdzee, of Noordzéé?
- Sorry, het is nog vroeg - waar gaat het over?
- Ik hoor net een reportage op de radio over de Nóórdzee.
- Dat hoor ik nu vaker - Nóórdzee - maar wij hebben toch ons leven lang Noordzéé gezegd?
- Eh... Nóórdzee... Wat is daar mis mee?
- Niks mis, maar ik ben nog niet aan Nóórdzee gewend. Als ik Nóórdzee hoor, denk ik: welke zee? Ergens bij Scandinavië in de buurt?
- Je zegt toch ook Zúidzee? En Oóstzee?
- Ja, maar dat was nu juist zo leuk aan de Noordzéé. Het klonk anders. Het maakte de Noordzéé tot onze eigen zee.
- Allemachtig. En dat op de vroege ochtend. Is er geen belangrijker nieuws?
- Nog even. Wat zeg jij dan: Nóórdzeekanaal, of Noordzéékanaal?
- Zie je wel. Ik ben toch niet gèk? Als ik op de radio hoor over het Nóórdzeekanaal, ga ik ze een brief schrijven.
- Je doet maar. Quérulanten moeten er altijd zijn.
|