Wij waren zo arm dat we het hele jaar lege boterhamzakjes uit de papierbakken visten, die we op oudejaarsavond bij wijze van vuurwerk opbliezen en uit elkaar lieten knallen.
De hele straat sprak schande van Ed, die erin slaagde een lege juten kolenzak op te blazen en er daarna bovenop sprong. Er sneuvelden vier ruiten.
In 1950 konden we ons, door in de zomer niet op vakantie te gaan, in december één vuurpijl veroorloven. Na ontsteking kwam hij twintig centimeter van de grond, waarna hij in de sneeuw uitdoofde.