In The Guardian stond gisteren een mooi fragment uit een boek van Paul Aster: The Story Of My Typewriter.
Over de verhouding met zijn oude Olympia schrijfmachine, die nu al 26 jaar duurt.
Auster houdt vol en heeft vijftig linten in voorraad, voor het geval ze niet meer worden gefabriceerd.
Na lezing dacht ik: heb ik niet ergens...
Ze stond diep weggeborgen in een gangkast, de elektrische van Olympia - mijn tweede schrijfmachine; de luxe stap voorwaarts, na jaren gerammel op mijn (niet-elektrische) Oost-Duitse, zeer goedkope, met een afbetalingsregeling aangeschafte Erika.
Ik deed de koffer open en herkende haar nauwelijks!
Na veertien jaar deed het weerzien me niets.
Geen enkel gevoel van oude vriendschap. Geen greintje compassie. Geen enkele impuls haar aan te zetten en er weer ?s een vel in te draaien.
Ik voelde aan het verdroogde lint. Ik herinnerde me het gehussel met de velletjes carbonpapier, de vage, haast onleesbare, met tikgaatjes doorzeefde vijfde kopie, het gezoem van de motor.
Ik heb 25 jaar bijna dagelijks op een schrijfmachine gewerkt en de samenwerking tussen mij en het apparaat is uit mijn geheugen gewist. Ik schrok ervan, maar het is de waarheid.
Ik sloot de koffer en bracht de Olympia terug naar haar schuilplaats. Al zijn we vreemden voor elkaar geworden, weggooien doe ik haar niet.