Op mijn tiende droeg ik, zoals de meeste jongens, dagelijks een zakmes met me mee.
Vanaf mijn dertiende hing ik in het weekeinde een dolk, in een lederen schede, aan mijn riem.
Je deed het zelden, maar met mes en dolk kon je snijden. Wilgentakken en vlierdoppen voor de pijlen en boog, fluitjes, touweindjes.
Steken? Met een mes?
Nooit van gehoord!
(Hoeveel mannen hebben heden ten dage een zakmes bij zich? Ik vermoed dat het aantal verbijsterend hoog is.)