Donkere wolken voor de zon. Gewaai in de bomen. Het onweer komt.
Ik houd niet van onweer.
Met mijn vader maakte ik een fietstrektocht rond het IJsselmeer. (Van Den Haag naar Amsterdam gefietst, achter het Centraal Station op de nachtboot naar Friesland gestapt,
aankomst in Lemmer ?s ochtends vijf uur.)
We hadden de tent in een weitje bij een Friese boerderij mogen opzetten.
Middenin de nacht werd ik wakker geschud. ?Vlug de tent uit. Rennen naar de boerderij!?, zei mijn vader met gejaagde stem. Harde, striemende regen, felle bliksemschichten.
Op de deel van de boerderij stond de complete boerenfamilie. Volledig aangekleed, klaar om bij een inslag en brand te vluchten.
De volgende ochtend zag ik koeien met stramme poten omhoog op hun rug liggen. De door de bliksem gevelde bomen.
Sindsdien houd ik niet van onweer.
Ik ga de computer loskoppelen van stopcontacten en telefoonaansluiting.
Nu hoorde ik net in het radionieuws, dat de kans op een botsing van een meteoriet met een doorsnede van een kilometer en de aarde, die een kwart van de wereldbevolking zal wegvagen, kleiner is dan gedacht.
Komt eens in de 700.000 jaar voor!
Zal ik me dan druk maken over een onweersbuitje?
Ik ga de ramen openzetten en genieten van het schouwspel. Zo!