|
(er wordt aangebeld) - (doet deur open) Goedemorgen.
- Goedemorgen. Mag ik u onze wenskaart overhandigen en me aansluiten bij hetgeen op de kaart te berde wordt gebracht? Fijn, dank u wel.
- Een voorspoedig 2003... Maar man, het is 13 januari!
- Maar het is gelukkig maandag! Niet, vrijdag de 13e! Op zo?n ongeluksdag hadden wij zeker de kaart niet aangeboden. Op vrijdag de 13e wensen wij niet, daar kunt u staat op maken.
- En namens wie of wat komt u mij wensen?
- Namens uw bezorger.
- En dat bent u?
- Wij zijn inderdaad sinds jaar en dag reeds de bezorger. Klopt.
- Ja, u bent de bezorger van wat...?
- Van de wenskaart.
- U wilt nu dat ik u geld geef? Voor dit kaartje?
- Ach, ik neem aan dat meneer geen inbreuk maakt op de goed vaderlandse wijze, de bezorger een luttele som gelds ter hand te stellen.
- Prettige feestdagen... En die zijn allang voorbij!
- De tijd gaat snel, hoor. Het is Pasen en Pinksteren voor meneer het weet. Als wensbezorger is het mij een eer meneer als eerste, en ruim op tijd, de wensen te kunnen aanbieden.
- Maar er komt toch ook geen krántenbezorger aan de deur die mij Prettige Pasen wenst?
- Dat maakt onze wenscentrale dan ook zo uniek. Omdat wij niet wensen ten behoeve van een krant - een beperkte doelgroep dus - wensen wij iedereen, alle Nederlanders, het gehele jaar door. Wij beginnen op 1 september van een lopend jaar met de kerst- en oudejaarswensen - na 7 januari van het nieuwe jaar starten onze paas- en pinksterwensacties.
- Nou, ik vind het wel origineel. Alstublieft.
- Vijf euro, dank u zeer. Dan hebt u de Paaswens voldaan, wil meneer dat wij rond de Pinksteren opnieuw de Pinksterwens apart komen bezorgen?
|