Mijn reis, gisteren naar Breda, had trekken van een persoonlijke bedevaart.
In 1959/60 woonde ik in Breda.
Op een dag liep ik museum De Beyerd binnen en zag de tekeningen van Lucebert.
Voor de eerste maal in mijn leven werd ik gegrepen door beeldende kunst. Door die ogenschijnlijk simpele, vrolijke, energieke, uitbundige pentekeningen.
Een jaar eerder had ik voor het eerst zijn gedichten gelezen en was daar niet minder door gegrepen.
Dat was het begin van wat ik nu ?een levenslange bewondering? mag noemen.
Momenteel is er een tentoonstelling van Lucebert te zien en te horen in De Beyerd te Breda.
dat is een oog / dit is een oor / trilt en er is kunst
Bij binnenkomst zien we hem aan het werk. Tientallen foto?s met de tekenende, schilderende, schrijvende Lucebert.
In de zalen hangt niet eerder getoond werk op papier, dat voor deze tentoonstelling in zijn Bergense atelier is bijeengezocht.
Er zijn houten luistercabines gebouwd waarin zijn stem klinkt, gedichten voordragend.
In een filmzaaltje keek ik op zijn handen terwijl hij tekent.
In een halve eeuw heeft Lucebert honderden schilderijen, duizenden tekeningen en gouaches en honderden geluidsopnames gemaakt.
Ik onderging gisteren hetzelfde als veertig jaar geleden.
Ik kan het niet beschrijven. Het heeft met energie te maken. In een afgelegen machinekamer slaat een motor aan, die er lange tijd werkeloos bij heeft gestaan.
Het trilt.
(De catalogus bestaat uit een cd-rom met 36 tekeningen en 44 gedichten, waarvan Lucebert er 18 voordraagt.)