Hier zit er zo een:
in lang vervlogen tijden versleet ik de muziek van ABBA voor hopeloze middle-of-the-road en dat doe ik nog steeds.
Een musical vol met ABBA-liedjes lijkt mij een hoogmis van de camp en al ik kreeg ik een zak geld toe, ik zou er niet heen willen.
Nu ben ik dus een roepende in de woestijn geworden en ik voel me er goed bij.
Ik ben, door ABBA af te wijzen, een excentriekeling geworden, een dwarsligger, een beetje meer sterke persoonlijkheid.
Op feestjes vent ik mijn afschuw op luide toon uit: ?ABBA? Bah!! Die mierzoete, onechte vrolijkheid! Ik vind die muziek meer dan verschrikkelijk!?
Uit ontzag vormt men een cirkel om mij heen. In het midden, op de lege dansvloer staat een roepende in de woestijn, een gekke kerel, een originele denker, een man uit één stuk.
Mannen en vrouwen van alle leeftijden dringen naar voren en willen met mij dansen.