Twee radiozenders, Hilversum 1 en Hilversum 2, en een paar uur televisie per avond op één kanaal - zo zag de Publieke Omroep (die toen nog niet zo heette) begin jaren zestig eruit.
Daar wilde ik bij! Maar hoe kwam je die gesloten, sterk verzuilde omroepwereld binnen?
Ik stuurde tekstjes op, die ik prompt retour kreeg.
Een krantenadvertentie bood de grote kans.
De NRU (de huidige NOS) organiseerde een 2-jarige opleiding tot radiokleinkunstenaar en schreef een auditie uit. Men wilde jong radiotalent aantrekken, om de leegloop naar de televisie te stoppen.
Ik deed mee en werd aangenomen, waardoor mijn leven totaal veranderde.
Ik brak een net begonnen studie Nederlands af, verhuisde van Den Haag naar Amsterdam, moest een baantje en een kamer zoeken en iedere avond treinde ik naar Hilversum, waar ik met behulp van een staf van dertien leraren (!) werd klaargestoomd om achter de microfoon plaats te kunnen nemen.
Toenmalige radiosprekers bezigden een Algemeen Beschaafd Nederlands, dat je nu alleen nog hoort als de koningin de Troonrede voorleest.
Het kostte me twee jaar om de Haagse ij?s en ui?s een beetje netjes weg te werken.
Spraaklessen, zanglessen, vreemde talen, cabaretgeschiedenis, hoorspeltechnieken - aan een optreden voor de radio werden waanzinnig hoge eisen gesteld.
In mei 1963 deed ik, met zeven medecursisten, eindexamen en mocht me toen gediplomeerd radiokleinkunstenaar noemen!
In een liedjesprogramma werden we aan de luisteraars voorgesteld. Ik schreef een eigen tekst, die van muziek werd voorzien door Cor Lemaire. Daar was ik uitermate trots op, want Lemaire was de begeleider van Wim Kan geweest en de componist van de legendarische liedjes uit Annie M.G. Schmidts Familie Doorsnee.
Na het eindexamen kreeg ik nog diezelfde maand van de VARA een eigen radioprogramma aangeboden (Uitlaat).
Maar het zou nog twee jaar duren voordat Kees van Kooten en ik begonnen aan de verspreiding via radio en tv van het platste Haags dat we in huis hadden.
Het opnieuw luisteren naar mijn radiodebuut bezorgde me tenen, die uren hebben krom gestaan van gêne. Het pretentieuze van tekst en voordracht... Wat verschrikkelijk!
Ik zou me eruit kunnen redden door te zeggen dat het om een parodie ging. Maar ik vrees dat het lied mij op dat moment dodelijke ernst was.
Een jeugdzonde.
Als je autobiografisch schrijft, moet je ook durven afdalen in de afgronden van je verleden.