|
(klop, klop, klop) - Ja, binnen. Ah, meneer Draaitol, gaat u zitten. Wat kan ik voor u betekenen?
- Dag dokter. Nou, het is zo, dat ik met enige regelmaat een vieze smaak in mijn mond krijg. En omdat het De Week van de Smaak is, dacht ik: daar moet ik wat aan doen.
- Ja, ja. Dus als ik het goed begrijp, meneer Draaitol, klaagt u over mondgeur.
- Nee, dokter, ik ruik over het algemeen niet uit de mond. Dat controleer ik regelmatig door een hand voor mijn mond te houden en dan 's goed te puffen en te ruiken. Maar dat ruikt heerlijk, al zeg ik het zelf.
- Juist, dus af en toe komt er een golfje maagzuur omhoog tot in uw mond en dat smaakt vies.
- Nee, dat is het ook niet, dokter. Dan neem ik een handvol noritpillen en het is weg. Nee, als ik iets hoor of zie dat ik niet prettig vind, krijg ik een vieze smaak in de mond.
- O, u bedoelt het overdrachtelijk. Dat u bedoelt te zeggen dat iets onaangenaam bij u overkomt.
- Nee, dokter, echt! Ik krijg echt een vieze smaak in de mond, als ik iets of iemand heel erg vind, zal ik maar zeggen.
- Kunt u die smaak omschrijven, kwa vies?
- Moeilijk dokter. Hoe erger ik een persoon of kwestie vind, hoe viezer de smaak.
- Wanneer kreeg u voor het laatst een vieze smaak in de mond, meneer Draaitol?
- Eh... O ja, in het Journaal nog. Toen zag ik die meneer Piggel... Piggelmee? Nee, Tichelmee... Tichelaar! Van de politiek. En die zei dat hij helemaal voor tweeduizend procent of zo achter het besluit stond dat door zijn mensen was genomen. Nou, heel gek, toen kreeg ik weer die vieze smaak. Jakkie!
- Ai. Nee, helaas, meneer Draaitol, ik vrees dat de farmaceutische industrie nog niets heeft gevonden tegen uw vieze smaak.
|