De eigendunk over mijn tekentalent is wel eens groter geweest.
Ik bewaar schetsboeken vol inktkrabbels die ik in 1959/60 vervaardigde.
Zwaar onder invloed van de Vijftigers, met name Lucebert, dacht ik het als beeldend kunstenaar ver te kunnen schoppen.
Om het tekenwerk goed te scheiden van mijn poëzie, nam ik het pseudoniem Philip Caen aan.
Verder dan publicatie in de schoolkrant - waarvan ik zelf hoofdredacteur was - heb ik het als tekenaar niet gebracht.
Als hoofdredacteur van Bieslog laat ik ze nog een keer zien.
En net als toen denk ik: misschien is er een kunstkenner/galeriehouder die zegt: ?Interessant werk. Heb je nog meer??
Maar niet heus.