KORT VERHAAL
Zondag genoot de dichter Sijmen van Woelgeest van zijn avondje vrij.
De door zijn uitgeverij georganiseerde Boekenweektoernee, die hem in plaatsen als Vlodrup, Maarssen, Winterswijk en Raalte had gebracht, gunde hem een rustdag.
Tot nu toe waren de voorleesavonden redelijk verlopen. Het gemiddelde bezoekersaantal in de bibliotheekzaaltjes schommelde ronde de 45 en in totaal had hij 63 bij de uitgang verkochte exemplaren van zijn bundel De Liefste/DeCyclus van zijn handtekening voorzien.
Minder succesvol verliepen de afterparty's. De zaaltjes stroomden na afloop opmerkelijk snel leeg, maar, verzekerde het bibliotheekpersoneel hem, dat was vooral te wijten aan slecht provinciaal openbaar vervoer.
'We moeten de bus nog halen', vormde het meest gehoorde excuus van de aanwezigen die zich rap uit de voeten maakten.
Meestal lag hij al om halfelf op de geruite sprei van zijn hotelkamerbed. Alleen.
De droom van de dichter - in elk stadje een ander literatuurgevoelig schatje - was tot op heden niet uitgekomen.
Ja, in Winterswijk was een pittige bibliothecaresse meegegaan 'om wat te drinken'. Ze bleek 'ontzettend veel te houden van het werk van Gerrit Achterberg' en Sijmen had alle zeilen bij moeten zetten, want in het werk van Achterberg had hij de laatste vijfentwintig jaar geen blik meer geworpen.
Na een uur bleek dat Sandrien de wachttijd zat te overbruggen tussen Sijmens lezing en een verloofde-met-auto die haar kwam afhalen.
(Sijmen deed overmatig slijmerig tegen de verloofde - 'wat een meesterlijke auto' - om zijn werkelijke intenties te verbergen.)
Nu lag hij thuis op zijn eigen bank, een pilsje voor zich op de grond, te genieten van zijn vrije avond.
De AVRO vertoonde een documentaire over collega Jean Pierre Rawie.
Aanvankelijk voorzag Sijmen de beelden van Rawie's dandy-achtige gestalte, van misprijzend gesnuif.
'Pfff... wat een blaaskaak! Tsss... je moet maar durven!'
Met Rawie's werk had Sijmen dus weinig op. 'Erger dan Nel Benschop.''De Anton Pieck van de Nederlandse literatuur.'
Maar naarmate de documentaire vorderde, slonk Sijmens minachting. Hij ging er zelfs rechtop voor zitten.
Vooral de beelden van Rawie's voorleesavonden fascineerden hem. Daar zat wel even wat ander publiek dan de muisgrijze stellen waaruit zijn gehoor voornamelijk bestond.
Net-niet-te-oude overheerlijke vrouwen, langharige, blonde meisjes met vrolijke oorbellen, zaten aan Rawie's voeten en dronken ieder gedicht in, als waren het mooiere sonnetten dan die van Bocaccio.
'Als het me even tegenzit in het leven,' zei een van de overheerlijke vrouwen, 'ga ik vroeg naar bed met alle bundels van Jean Pierre Rawie en dan kan ik er de volgende dag weer helemaal tegen.'
Krantenknipsels met overlijdensadvertenties kwamen nu in beeld, die openden met een citaat van Rawie. Niet twee, maar wel dertig keer hadden nabestaanden kracht geput uit Rawie's gedichten.
En toen de dichter de cameraploeg op een zoektocht over een kerkhof had gevoerd en met nauwelijks te verbergen trots een zerk aanwees, waar een gedicht van zijn hand in het marmer was vereeuwigd, sloeg Sijmens minachting om in bewondering.
'Is Jean Pierre Rawie niet de enige, echte Dichter des Vaderlands?' vroeg hij zich hardop af.
'Rawie's werk vervult een belangrijke functie van het dichterschap,' zei een ondervraagde vriend in de docu, 'hij vindt de woorden voor mensen die in hun verdriet machteloos zonder woorden staan.'
Wat is er eigenlijk tegen, dacht Sijmen, je moet de clichés ambachtelijk doortimmerd opschrijven. Alle clichés zijn waar. En tegenover de dood zijn alle clichés gerechtvaardigd.
Ja, Gerrit Achterberg dacht daar anders over. Maar wie, behalve Sandrien in Winterswijk, leest er nog Achterberg?
Hij pakte de toerneelijst van tafel. Morgen Ruurlo. Hij moest het daar meteen anders aanpakken.
Belangrijke les uit de film: wat moest hij aantrekken? Ergens hing nog wel een stropdas in de kast, als'ie die nu eens niet normaal strikte, maar in een grote knoop onder zijn kin legde, als een artistieke foulard, of hoe heette zoiets?
En hij moest nieuw werk presenteren. Hij zocht meteen naar pen en schrijfblok.
Het was jammer dat zijn vader en moeder nog leefden. Hoewel... wie wist dat in Ruurlo?
O, moeder, nog zie ik je oude benen handen
op het laken van het eenzaam echt'lijk bed.
Gesmeed zijn wij met hechte banden,
blijvend, na finale scheiding onverlet.
Nog niet helemaal goed, maar als je het ritme te pakken had, rolden de regels er zo uit. Die benen handen waren al een vondst van de eerste orde.
Als hij vannacht stevig doorhaalde, zouden ze in Ruurlo 's wat beleven.
Niet vergeten, dacht Sijmen en op een notitieblaadje noteerde hij:
Morgen:
schoon ondergoed mee!