Jochem beheerste als geen ander de kunst van het kijken zonder te kijken.
Op zijn handdoek gezeten, hield hij zijn bezonnebrilde hoofd in een rechte stand vooruit, waardoor het leek alsof hij genietend naar de verre horizon tuurde.
Maar achter zijn bril waren zijn ogen in een uiterste stand naar links gedraaid, zodat hij nauwlettend de vrouw in het vizier kon houden, die op tien meter afstand lag te zonnen.
De vrouw met de mooiste borsten die Jochem ooit had gezien.
Vooral als zij ze, om het kwartier, met wellustige gebaren in de olie zette, rolden Jochems ogen bijna uit zijn bril.
Hij heeft aan de oogverdraaiing een stekende hoofdpijn overgehouden, zodat hij nu op zijn hotelkamerbed ligt met een nat washandje op zijn gezicht.
Maar nog altijd blijven die prachtige, lichtbruine, volle, volmaakte borsten op zijn verstuikte netvlies gebrand.