Ze zat bij me in de klas en ze heette Wiesje.
Ik wilde wel met haar gaan. Maar hoe maakte je dat duidelijk?
In de tweede klas van de lagere school, de schrijfkunst net machtig, kon je het schriftelijk proberen.
Wiesje woonde in een flat aan de Laan van Meerdervoort. De ingang van het flatgebouw werd overkapt door een stenen dakje. Als je op een muurtje klom, bereikte je met gestrekte arm de onderkant van het dakje.
Opgehitst door een paar vriendjes, klauterde ik een keer na schooltijd op het muurtje en schreef met potlood een zeer bondige en kale liefdesboodschap op het stenen dakplafond:
kut
lul
Mijn eerste en enige graffiti heeft er jarenlang gestaan. Weer en verkeer vervuilden het beton - de woorden bleven leesbaar. Als ik er langskwam zette ik de auto wel eens aan de kant om ernaar te gaan kijken.
Een keer heb ik er een foto van gemaakt. Dat was maar goed ook. Toen ik onlangs nog eens ging controleren, was het dakplafond stralend wit gekalkt.
Met Wiesje is het nooit wat geworden.